Maandelijks archief: juni 2007

Column: Doodeng

“De dochter liep wat nerveus heen en weer. In de hoek van het kamertje lag haar moeder. ‘Mevrouw gaat binnenkort verhuizen maar is nu niet helemaal in orde’, was gezegd. Het was geen probleem om toch even de maten van de kamer te nemen voor de volgende bewoner. Ook voor een niet ‘professional’ was duidelijk dat de oude vrouw haar laatste uren leefde. Inwit, broos, een mager, uitgeput vogeltje. Haar stem was krachteloos, ze kon alleen nog fluisteren. De dochter was onrustig, sprak op zakelijke toon: “Mam, als we je nou voor één nacht naar het ziekenhuis brengen… Dan onderzoeken ze daar even waar de koorts vandaan komt en ben je morgen weer thuis. Vind je dat een optie?”. De zieke fluisterde: ‘Ik wil hier blijven’. De volgende dag bleek dat ze toch naar het ziekenhuis gebracht en daar in de vroege ochtend gestorven was.”

*****

“Een echtpaar zat buiten op het terras van hetzelfde huis, wachtend op de arts die elk moment kon komen. ‘M’n vader is stervende’, vertelde de man. ‘We hebben net afscheid van ‘m genomen. Het is voor hem beter zo’. In de gang verderop stond de deur van de kamer open. Je kon de man horen hijgen, een steeds stokkende adem. Je zag hem liggen met ingevallen gezicht en grauwe teint. Even later kwam ook z’n dochter, liep naar haar vader en stond binnen een minuut weer buiten.’ Dit heeft dus helemaal geen zin, hij herkent niemand en communiceert ook niet meer’. Ze klonk kordaat, er rolden tranen over haar wangen.

*****

Beelden en teksten die blijven hangen als je ongewild getuige bent van iets intiems: eigenlijk had je hier niet bij mogen zijn. En er leek iets niet te kloppen. Je probeert je in te leven: mensen met drukbezette agenda’s, gewend aan ‘resultaatgericht’ en ‘efficiënt’, rennen tussen de bedrijven door even naar hun stervende moeder of vader. In hun hoge tempo worden ze geconfronteerd met een situatie die in elk opzicht inefficiënt is en hen – rationeel gezien – niks oplevert: er valt niet of nauwelijks nog te ‘communiceren’, dus wat moet je daar nog? Ook is niet exact in te schatten hoelang dit nog gaat duren en eigenlijk moet je weer verder.
Vanuit een interne oriëntatie is langer bij zo’n bed zitten zinloos. Je hebt zelf de streep al getrokken, het hoofdstuk met je vader afgesloten, al ademt die nog een beetje. Of je probeert nog een ziekenhuisonderzoekje te regelen, hoewel je moeder liet horen dat ze niet meer wilde.

En vanuit een externe geöriënteerdheid? De dochter had dan gerespecteerd dat haar moeder ‘klaar’ was met leven. Had haar zo goed en liefdevol mogelijk verzorgd, haar iets kunnen geven wat bij deze fase en toestand paste: voelbare aanwezigheid, een hand op de hare, een koel washandje op haar klamme voorhoofd.
Deze kinderen wilden actief zijn of verwachtten nog concrete resultaten in een toestand waarin het rationele het niet meer voor ’t zeggen heeft. Zochten naar zaken waaraan zij nog iets hebben: een verklaring voor koorts, een zinvol gesprek, herkenning door hun vader. Niets doen, het uithouden, je inleven en aanvoelen wat de ander misschien nog nodig heeft, er alleen maar zijn zonder woorden, was voor hen blijkbaar geen ‘optie’. Terwijl juist dit de passende ‘actie’ was.

Rondom de dood lijkt rationaliteit vaak winnaar. En dat is ook zo vreemd niet als je ziet dat rationeel zijn alom populair is en de dood intussen niet meer vanzelfsprekend deel van ons leven uitmaakt, maar is weggeorganiseerd naar kleine kamertjes in tehuizen die alleen maar geschikt zijn voor bliksembezoekjes. In die beperkte ‘qualitytime’ wil je dan wel graag het ‘resultaat’ dat jij in je hoofd hebt. Maar die ene glimlach of dat laatste woord komt misschien niet meer en zeker niet op commando, volgens jouw agenda. Vanuit deze houding weet je je dan niet goed raad met zo’n situatie.

Afscheid nemen van geliefden krijgt zo het karakter van een vluggertje, wordt een afspraak in je (digitale) agenda, een haastklus met – op korte of langere termijn – vervreemdende effecten. Terwijl dit aspect en onderdeel van het bestaan eerder vraagt om tijdloosheid, overgave, aanvaarding en vooral om verwerking.

Door zo te leven dat tijd en aandacht voor het niet-rationele vanzelfsprekend zijn groeit de kwaliteit van leven: van wie niet lang meer te gaan heeft maar vooral van wie nog springlevend is.

Door Hermine Tien

Column: Sporen van een nieuw begin

In het coalitieakkoord herken je het paradigma van de econoom en de bestuurskundige. Het economisch paradigma valt vooral op in paragrafen over onderwerpen waarin dat paradigma in de weg zit. Onder het hoofdje duurzaamheid bijvoorbeeld staat dat er “respect moet zijn voor mens en natuur en dat de druk op milieu omlaag moet.” Dat kan, zegt het akkoord, door de inzet van innovatieve technologie. Mijns inziens is dat eerder een kwestie van hopen dan van reëel mogen verwachten. De eerstvolgende paragraaf is De ontwikkeling van markten voor duurzame producten. En dan komt een opsomming van projecten in frases die we al horen sinds de Club van Rome, alleen nu met de toevoeging “met alle de overheid ten dienste staande middelen.”

Het bestuurskundig paradigma lees je bijvoorbeeld terug in de paragraaf over Maatschappelijke en Bestuurlijke werkwijze. “Voor het verwerven van een breed draagvlak zal de regering het gesprek aangaan met burgers, maatschappelijke organisaties en medeoverheden.” Alsof een gesprek het instrument is voor draagvlak. Er staat ook: “Leidraad voor beleid en uitvoering is de menselijke maat. In kleinschalige verbanden vinden mensen zowel vertrouwdheid als dynamiek. In buurten, wijken, organisaties en bedrijven ontplooien mensen gemakkelijker initiatieven dan in grote anonieme verbanden.” Alsof het in het leven vooral gaat om het nemen van initiatieven. En dan volgt de aankondiging van een beleidsprogramma dat voor de zomer zal worden aangeboden. En zo geschiedde: naar koepels en burgers gaan luisteren en dan beleid formuleren.

Wat gebeurt er als leden van de regering vanuit zulke paradigma’s echt gaan luisteren en waarnemen? Ze horen dan wat burgers beweegt: de onaangename manier waarop we regelmatig met elkaar omgaan. Het stelen van 750.000 fietsen per jaar is dan een probleem, net als het respectloze gedrag van de overheid naar burgers, dat tot uitdrukking kwam in het uitzettingsbeleid, maar ook in de manier waarop de Belastingdienst met de betaler omgaat of UWV met werk zoekenden.
De problemen bij de Belastingdienst of UWV kun je niet oplossen door een reorganisatie, maar door het laten zien welke lagen van betekenisgeving onder de manier van organiseren zitten en díe veranderen. Net als de vraagstukken in het onderwijs en de gezondheidszorg, waar oa. nieuwe technologie die sectoren infrastructureel verandert. Of hoe we als personen in de wereld staan. Ik heb een jongen in een geel shirt op tv aan de premier in 30 seconden horen uitleggen dat een Europese identiteit niet bestaat. Hij zei dat als een Amerikaan uit deze of gene staat een medaille wint bij de Olympische spelen het een Amerikaanse medaille is en een beetje van de staat waar hij woont. “Maar als een Zwitser een medaille wint zegt me dat niks: het is een Zwitserse medaille.” Op deze notie kun je niet reageren met een benadering die ervan uitgaat dat we allemaal Europeaan zijn, of via geforceerde constructies Europeaan kunnen worden.

Je zou graag willen dat het ineens anders gaat, er een construeerbare oplossing is, maar dat is weinig realistisch. Wat je wel mag verwachten is dat de rek er bij bestaande vormen van organiseren nog verder uitgaat en dat bestaande organisaties tot het onmogelijke worden opgerekt. Je mag ook verwachten dat bestaande adviesorganen in een hogere versnelling komen en in hun eigen (oude) paradigma de oplossing willen zoeken voor problemen die alleen met andere paradigma’s kunnen worden behandeld. Kijk bijvoorbeeld naar de voorzitter van Natuur en Milieu in Buitenhof van 10 juni.
Je mag ook verwachten dat er strijd ontstaat over de regeringsagenda. Economen zullen hun manier van kijken opdringen, door te zeggen dat de regering ‘de’ problemen niet aanpakt. En de oppositie in de Tweede Kamer zal roepen dat er niet wordt geregeerd. Het zijn verschijnselen die zijn verbonden met implosie, met het feit dat de rek van de oude manier van organiseren er uit is, en tegelijkertijd omstandigheden ontstaan waarin sporen van ‘opnieuw beginnen’ aanslaan.

Door Wim van Dinten

Column: De prikkel van de week

Sinds het gebruik van e-mail in organisaties niet meer weg te denken is ontvang ik regelmatig mailtjes van vrienden, kennissen en collega’s …(Verrassend Rick! Wacht nou even!)… met stukjes en artikelen die ik eens moet lezen. Ik doe het zelf ook regelmatig, het scheelt zoveel werk. Je leest iets en je denkt ‘dat is nou precies wat ik bedoel’. Maar zo af en toe moet je toch zelf aan de slag. Van de week kreeg ik van een gewaardeerde collega, met wie ik regelmatig praat over ‘de toestand in de wereld’, de ‘prikkel van de week’. Het bevatte twee stukjes. Het eerste was uit het FD van 8 Mei: een interview met de vertrekkend bestuursvoorzitter van DSM, Peter Elverding. Ik ken de beste man niet en hij mij zo mogelijk nog minder, maar hij had het over ‘draagvlak creëren’ en ik was gelijk geprikkeld.

“Een strategie is succesvoller als die wordt gedragen door degenen die haar moeten uitvoeren”, pende de FD redacteur misschien wat te fonetisch neer. Ik weet niet of je dat zo algemeen kunt stellen, maar het klinkt erg aannemelijk. Je zou zeggen: “dat is dan al heel lang zo, waarom valt dat nu pas op?” “Het is geen democratie dat 60% voor moet zijn. Maar je probeert consensus te bereiken, draagvlak te creëren.” “Aha”, dacht ik, “hij zoekt naar een ‘stukje’ betrokkenheid.”

Het tweede prikkeltje was een persbericht (ANP) van Manpower van 15 mei. Het ging over de presentatie van hun witboek over de relatie tussen leiderschap en vertrouwen. Volgens Ernst Dekker van Manpower Professional is het duidelijk “[…] dat bestuurders vertrouwen hoog op de agenda moeten plaatsen en ervoor moeten zorgen dat het op alle organisatieniveaus verankerd raakt. Op die manier zorgt de organisatie voor blijvende betrokkenheid van zowel vaste als tijdelijke krachten.” Nog een ‘stukje’ betrokkenheid dus.

Het is allemaal goed bedoeld, maar je voelt op je klompen aan dat er iets niet klopt. Elverding heeft het over draagvlak alsof je er een afdeling voor kunt oprichten. En Dekker spreekt over ‘vertrouwen verankeren’ alsof je het op iedere verdieping in het organisatiegebouw aan de muur kunt spijkeren. Liefst door de ‘vaste en tijdelijke krachten’ heen. Voor ‘de blijvende betrokkenheid’.

Begin februari 2006 heeft het kabinet advies gevraagd aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). In de door Balkenende en Nicolai ondertekende brief worden in feite twee vragen gesteld: ‘Waarom Nee?’ en ‘Hoe Ja?’
Natuurlijk zijn de vragen wat anders geformuleerd: ‘Waarom Nee’ gaat over ‘inbedding van besluitvorming’, ‘overbruggen van de gebleken kloof tussen burgers en Europa’ (dat staat er echt) ‘versterken van draagvlak’ (daar istie weer) en ‘de invloed en gevolgen voor de representatie en legitimatie van het Europees Parlement, en zijn concrete modaliteiten in de relatie tussen regering, parlement en kiezer.’ (Ja dat wil ik ook wel eens weten … denk ik …)

‘Hoe Ja’ wordt in Balkendiaans: ‘…hoe de maatschappelijke verankering van Europa kan worden bevorderd. Belangrijke deelvragen betreffen de structurele en culturele variabelen (en constanten) die relevant zijn voor deze verankering en de mate van beïnvloeding van deze variabelen.’ Misschien zijn er onder de lezers wiskundigen of macro-economen die deze vergelijking, met hopelijk niet teveel variabelen, kunnen oplossen. Ik hoor het graag.

Deze maand, 16 maanden later dus, publiceert de WRR haar rapport ‘Europa in Nederland.’ Het wetenschappelijk verantwoorde antwoord gebaseerd op ‘theoretische en empirische verkenningen’ telt maar liefst 175 pagina’s. Net als de bestuurders en het kabinet praten ze over irrationele zaken als gevoel, vertrouwen en zorgen alsof het rationeel expliciteerbare ingrediënten zijn van mensen, organisaties en de samenleving.

Er bestaan geen ‘stukjes’ vertrouwen, betrokkenheid of draagvlak. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met wat je doet. En dan ontstaat het, of niet. Je kunt net zo min draagvlak ‘creëren’ of vertrouwen ‘verankeren’ als een saai boek schrijven en er achteraf wat spanning overheen strooien. Of een flauwe grap maken en er achteraf wat humor in spuiten.

Vanavond kook ik. Ik kan redelijk koken, maar voor de zekerheid hou ik altijd een potje ‘smaak’ achter de hand.

Door Rick Dekker
Met dank aan Leonie van Dinten

Column: Woensdag gehaktdag

Afgelopen week zond de BBC een reportage uit over Engelse supermarkten. Twee journalisten werkten een half jaar undercover bij Tesco en Sainsbury’s op de vlees- en visafdeling.
Ze filmden hoe vlees zonder verpakkings- of verkoopdatum ontdooid werd en in de vers-vitrine terechtkwam. Aan vis werd geroken om de verkoopbaarheid vast te stellen. Ontdooide garnalen werden opnieuw ingevroren en 2 dagen later als vers aangeprezen. Grijs gehakt dat te warm uit een slecht werkende gehaktmolen kwam, werd tussen de nog rood ziende rest uitgehaald en aangevuld met nieuw gehakt. En verkocht. En ze kregen tips: niet meer zo vers gehakt vermeng je met een beetje nieuw gedraaid, bruine stukken snij je weg en verlaagt de prijs. Het werd altijd verkocht, vaak aan oudere dametjes die hun penny’s twee keer moesten omdraaien.
Verder bleek de vleesschaar multifunctioneel: je kunt er fantastisch je nagels mee knippen. Een aanzetstaal op de visafdeling bleek prima geschikt om een rooster van een stinkend vloerputje open te krijgen. Temperatuurchecks van koelingen en ovens (gebraden kippetjes) die elk uur moeten gebeuren, noteer je van te voren of de dag erna: dat scheelt tijd en levert een mooi uitziend lijstje op. Het management klaagt als de lijst een grote schommeling in temperaturen laat zien of niet ingevuld is.
Over kraakheldere vloeren of emmers met dampend water en frisse doekjes met desinfecterende middelen zal ik het niet hebben. Die waren er niet. De afgelopen dagen had ik een korte boodschappenlijst en een supersnelle winkeltijd bij mijn eigen supermarkt. En heb ik m’n koelkast eens goed schoongemaakt.

De supermarktmedewerkers in de reportage vertelden dat ze te weinig tijd hadden om goed aan alle warenwet-eisen te voldoen. Ze werden daarin ook niet gestimuleerd. Leidinggevenden reageerden korzelig op vragen om meer collega’s of meer aandacht voor hygiëne: iedereen deed toch zijn best? En alleen in een perfecte wereld wordt aan alle eisen voldaan.
Managers worden op financiële resultaten afgerekend en vertalen dat direct door naar de werkvloer. Op een ijskoude dag had een filiaal een kwart minder omzet gedraaid. Dat moest in de loop van die week maar ‘ingehaald’ worden, aldus het hoofdkantoor. En zo ontstaan er situaties waarbij het vlees in de vitrine aan het eind van de dag afgedekt wordt met vuilniszakken die soms wel een week achter elkaar gebruikt worden, omdat het volgens het hoofdkantoor te duur is om dat plastic dagelijks te vervangen.

Onlangs speelde er een rechtszaak van een vrouw die meende dat ze een zware voedselvergiftiging had opgelopen van garnalen uit de supermarkt. De supermarkt werd niet vervolgd, omdat die gegevens kon overleggen van per uur genoteerde koelingtemperaturen, schoonmaaktijden, tot en met de vierkante centimeter waar de garnalen gevangen waren. Ja, ja. Regels die bedoeld zijn om de consument te beschermen, blijken in hun uitvoering tegen je te kunnen werken.

De reactie van beide supermarkten op de reportage was dat de gefilmde gebeurtenissen betreurd werden. Dat het uitzonderingen waren op de regel, waarin hygiëne en voedselveiligheid hoog in het vaandel staan. Het personeel werd opnieuw getraind.
Uitzonderingen op de regel? De vanzelfsprekendheid, het gemak en de rust waarmee medewerkers en managers vertelden over de onhygiënische en soms illegale gang van zaken liet zien dat het geen individuele acties waren. Stellen dat de reportage uitzonderingen op de regel liet zien, is tegelijk de ontkenning van hun eigen kracht: kruideniers richten zich ten eerste en vooral op zo goedkoop mogelijk leveren.

Daags na de uitzending werd bekend dat bij Asda, ook zo’n grote supermarkt, 59 producten uit de schappen waren gehaald, die niet meer verkocht hadden mogen worden. Waaronder kilo’s vlees uit de koeling die 31 dagen voorbij de verkoopdatum waren.

Door Imelda Schouten