Column: Contact


Er zijn nogal wat mensen die veel eigen ruimte nodig hebben. Op straat merk je dat goed.
Soms zie ik ze vanuit mijn ooghoek aankomen en dan doe ik maar alvast een stap opzij. Het begon erop te lijken dat ik niet anders meer deed dan voor iedereen opzij te stappen.
Maar wat gebeurt er als je blijft staan? Tijd voor een test.

Op zaterdagochtend de stad in.
De eerste bijna-botsing is met een vrouw met een grote rieten mand die recht op me afloopt. De kleine ruimte die overblijft tussen de lantaarnpaal en de scherpe uitsteeksels van de mand doen me automatisch opzij stappen. Daarna een man met een hond aan een riem, die desondanks alle ruimte van de wereld krijgt. Ik schik me in, iets minder dan de vorige keer en pas op niet over de riem te struikelen.
Dan bij AH: sta ik rustig te bekijken welke van de 8 soorten tomaten ik ga nemen, veel keus. Van links word ik opzij geduwd door een blauwe plastic krat, vastgehouden door een medewerkster. Ze kijkt niet naar me, zegt niets. Ze is bezig een bijna lege krat te vervangen. Door de winkel heen trek ik mijn eigen plan. Blijf staan als iemand door me heen wil lopen. Het levert hier en daar een geïrriteerde blik op. En daar hou ik niet van, vandaar mijn inschikpatroon vermoed ik. Bij de diepvries is het goed raak. Ik sta stil en zoek de spinazie. Van de zijkant word ik aangereden door een volle kar, met een klein jongetje erachter. Zijn hoofd komt net boven de berg aankopen uit en hij kijkt me enigszins vertwijfeld aan: ga je echt niet opzij? Nee, ze blijft staan.

Normaal zou ik al een stap opzij gezet hebben om hem ongestoord doorgang te geven. Op die manier heb ik al veel blauwe plekken en kwade aanvaringen vermeden. Maar nu dan: ik voel me een soort boksbal als ik thuiskom.

De dag erna viel me nog iets anders op. We liepen een rondje en gingen een ijsje eten op de markt. Zondagmiddag, aardig weer, veel mensen op het terras. Bijna niemand was alleen: fiets-duo’s, gezinnen, vrienden. Maar het was opmerkelijk stil op de markt: aan ijsjes werd in stilte gelikt, de wijntjes in stilte gedronken. Als je naar de ogen keek, zag je dat bijna iedereen, van jong tot oud, met zijn hoofd ergens anders was, naar binnen gekeerd was. In de ogen van de moeder zag je de agenda voor de komende week, bij de kinderen de verwachtingen van de eerste dag van het nieuwe schooljaar, het computerspelletje dat thuis wachtte. Bij een ouder stel de holle ogen van vermoeidheid van de fietstocht, bij de vriendin dat de sms op haar mobiel belangrijker was dan de vriend die ernaast zat. Op het oog leek het samen, maar bij nader inzien zat vrijwel iedereen met zijn gedachten op een andere plek. En eigenlijk trof me dat nog harder.

Want dit is de situatie die in organisaties thuishoort. Je ziet het eerst misschien niet, omdat je familie en vrienden associeert met gezellig samen zijn. In organisaties ben je doelgericht bezig, zitten veel mensen achter een beeldscherm, zijn met hun taak bezig. En delen hun tijd en aandacht functioneel in. Ze praten met elkaar als het nuttig of nodig is en gaan dan verder met hun eigen lijn. Maar kijk nog eens goed: in restaurants, op terrassen, op straat, tijdens een verjaardag zie je steeds meer mensen functioneel bezig zijn. Hun eigen lijn of hun eigen verhaal domineert en zo nu en dan worden ze daarin ‘gestoord’ door anderen. Dan is tegen elkaar aanbotsen geen slecht idee. Dat helpt misschien wel om weer met elkaar in contact te komen.

Door Imelda Schouten

Een Reactie op “Column: Contact

  1. Zeer herkenbaar. Jammer alleen dat je me nu de ruimte ontnomen hebt om dit onderwerp aan te kaarten. Ha, ha, groet, Rick.

Plaats een reactie