Column: Wat Berlijn ons gisteren liet zien


Elk jaar in de zomermaanden gaat bij ons aan het eind van de straat een kraam open in een kersenboomgaard. Ze ligt aan een weg en tegelijkertijd aan het begin van een wandel- en fietspad. Je kunt aan de weg – niet al te veel – auto’s parkeren. Ben je in de boomgaard, dan loop je langs een sloot naar de kraam die in een open ruimte staat. Ervoor houten stoelen en tafeltjes, enigszins verveloos. Opzij trampolines en ander speeltuig voor kinderen. Ze verkopen kersen, aardbeien, fruitdranken, aalbessen, bramen, frambozen, kortom al het rode fruit. Je kunt er even gaan zitten om al het lekkers op te eten. Elk jaar is er een uitbreiding van het aanbod. Vorig jaar planten, nu ook kuikens, pasgeboren hondjes, jonge konijnen. Je ziet ze en blijft ernaar kijken terwijl je wacht om geholpen te worden. De hele familie slaapt in tenten in de boombaard onder grote netten over de kersenbomen om de spreeuwen buiten te houden. Je kunt er ook koffie en thee krijgen. Het voelt als een klein dorp waar je even binnenvalt en welkom bent. Kom je er na een paar dagen weer dan blijkt dat de helft van de hondjes weg is, net als de kuikens en konijnen. Planten gaan ook, net als het rode fruit.
De familie staat op een plaats met een aanbod in een periode die kennelijk past. Goedkoop is het niet, maar dat drukt de omzet kennelijk weinig. Het is altijd leuk om er te zijn. Het lijkt er net een markt. Zij bieden iets aan en degenen die er komen kopen wat. De omstandigheden zorgen voor een zodanige sfeer dat je er graag even bent en die zijn niet los te zien van het aanbod. Er zijn vrijwel uitsluitend glimlachende tevreden mensen. Prijs speelt minder een rol. De familie moet het natuurlijk niet te gek maken, er zijn grenzen, maar blijkbaar voelen ze die haarfijn aan.

We verwachten elk moment een ingreep van de overheid, want ze doen daar dingen die tegen regels ingaan. Die regels zijn er, omdat deze aanbieders ‘marktverstorend’ werken. Een markt is dan een gedacht model dat naar economische motieven en maatstaven is ingericht. Wie een aanbod heeft dat afwijkt van gedachte omstandigheden en regels is de klos, want je zál naar dat model werken. Alleen een vrijbuiter onttrekt zich eraan, maar de opsporingsambtenaren lopen al met het vingertje rond. Er is altijd wel een regeltje dat in stelling gebracht kan worden.

Modellen zijn nooit opgewassen tegen de enorme diversiteit die mogelijk is. Wie verzint nou een aanbieder in een boomgaard die daar een klein dorp van maakt dat je het gevoel geeft even in Frankrijk te zijn? Om nog maar te zwijgen van de plek en de aard van de betreffende familie. Elke ingreep verstoort wat daar kon ontstaan. De kans is groot dat de familie dan moet inpakken en verdwijnt. Weg kleine oase van rust, harmonie, kwaliteit van leven. Wat door al die ingrepen ontstaat, is een uniforme productgedreven verzameling aanbieders die zich vrijwel niet van elkaar onderscheiden en de variëteit van leven terugbrengt tot wat economen zien als essentie: productie, omzet en winst, uitgedrukt in geld en werkgelegenheid. Die benadering vind je niet alleen in ons land, maar in alle landen van de westerse wereld.

De man in de straat die in het volle leven staat, heeft daar inmiddels erg veel last van. 80% van de Nederlanders zegt dat ze ervaren dat ze zich niet meer met elkaar kunnen verbinden, dat ze dat nog steeds willen, maar regels en structuren dat onmogelijk maken. Dat ze nog steeds achter de grote doelen staan, maar niet achter politici en overheden die ze op een rationeel-technocratische manier willen realiseren. Het is een van de uitkomsten van een continu-onderzoek van het Cultureel en Sociaal Planbureau, dat de afgelopen maand verscheen.

Als je er zo naar kijkt, begrijp je hoe het mogelijk is dat Barack Obama 250.000 mensen in Berlijn op de been krijgt. Hij zegt dat het in het leven gaat om wat voor mensen betekenis heeft en dat die betekenis voor een Arabier en een Chinees en een moslim er anders uitziet dan voor een christen of een Amerikaan of een Latino. Dat het erom gaat betekenis weer tot vertrekpunt te maken in de politiek, dat het niet gaat om modellen en economie alleen, dat je ziet wat die wel en niet mogelijk maken, wel en niet aantasten of zelfs vernielen. Dat het erom gaat te durven hopen dat het anders kan en anders moet en we de grote problemen van deze tijd kunnen aanpakken en misschien kunnen overwinnen. Hij vraagt of je daarin mee wilt gaan.

Het zijn vooral jonge mensen die op hem af komen. Zij willen de stroom van gewoonten en angst overwinnen om dichterbij de essentie van leven te komen. Voor die mensen zegt hij in zijn boek Audacity of Hope, dat hij er voor zichzelf zeker van wil zijn dat hij er is om ze aan land te trekken als ze de andere oever bereiken. Hij geeft mensen energie en hoop, zonder hun zorgen over te nemen. Wat doet u?

Door Wim van Dinten

Plaats een reactie