Maandelijks archief: juni 2009

Zomercolumn: Rambocky XII

Ze hadden met vijftien vrienden afgesproken om naar de film te gaan, maar welke film moest het worden? Iemand stelde voor om het democratisch te bepalen, meeste stemmen gelden. Nadat de stemmen geteld waren bleek de grootste groep, (niet per se de meerderheid) naar Rambocky XII te willen. – Een film over een dappere man die zo goedschapen en nobel is dat anderen hem altijd kapot proberen te maken (of dat lukt ga ik hier natuurlijk niet verklappen). – De Rambocky stemmers juichen, de rest baalt. Als ze hadden geweten dat Rambocky zou winnen hadden ze anders gestemd. Misschien niet hun eerste keus, maar alles beter dan Rambocky twááluf.

Stel je gaat iedere week met je vrienden naar de film en elke week winnen de Rambockies? Op een gegeven moment blijf je thuis. Maar wat zie je als je de televisie aanzet? Het lijkt wel of televisie alleen nog gemaakt wordt voor Rambocky fans. Alles lijkt op hun smaak te zijn afgestemd. Zelfs het journaal krijgt met de zomercolumns iets van een aflevering van Peking express. Gaat het nou nog over mensen informeren of willen ze alleen zoveel mogelijk kijkers?

Voor wie het nog niet door had, de publieke omroep is overgenomen door de NOS. Eerst hadden we een stuk of zeven omroepen. Zij representeerden de diversiteit van de samenleving. Iedereen betaalde dezelfde verplichte omroepbijdrage. Daarnaast hadden de omroepen betalende leden, hoe meer leden hoe meer zendtijd. Omroepen hadden autonomie, een redelijk verzekerde inkomstenbron en maakten programma’s gericht op hun eigen achterban. De variatie in het aanbod hield gelijke tred met de variatie in de samenleving. Nu hebben we drie netten in één bedrijf. Een bedrijf dat in toenemende mate afhankelijk is van reclame inkomsten. Reclames die alleen verkocht worden als de kijkcijfers hoog genoeg zijn. Dus ze maken en kopen programma’s voor de groep die de reclamemakers het interessantst vinden: de Rambockies. Dat is de selectie die u dagelijks voorgeschoteld krijgt. Dat is waarom alles op elkaar begint te lijken. Alles en iedereen in dat stelsel is zich bewust van de afhankelijkheid van kijkcijfers. Ook het journaal en de actualiteitenprogramma’s brengen de selectie van mensen die u of erger, de Rambockies, iets proberen te verkopen.

Gelukkig is het allemaal een aflopende zaak. Met de komst van internettelevisie (Een uitvinding van begin jaren negentig overigens. Is er misschien een financieel onafhankelijke onderzoeksjournalist in de zaal?) is het voorgoed afgelopen met de omroepen en de zenders. Niet langer eten in het fastfood restaurant van de netcoördinator, maar à la carte, met de menukaarten van alle restaurants in de wereld om uit te kiezen.

Een grove schets van de toekomst. Er komen nieuwe aanbieders die de keuze aan u laten. Op het gebied van muziek zijn ze er al: Songza, Musicovery, Last FM. Binnen het aanbod kunt u zoeken op thema, op naam, op interesse of wat dan ook. Ze zullen faciliteiten bieden om uw voorkeuren of uw favorieten vast te leggen. Zo ontwikkelen ze een profiel op basis waarvan ze u gericht en passend andere programma’s zullen aanbieden. Ze zullen faciliteiten bieden om in contact te komen met vrienden of mensen met vergelijkbare interesses, waarmee u tips kunt uitwisselen. U kunt playlists aanmaken en uitwisselen met anderen. Sommigen zullen dit zo goed doen dat mensen ze gaan volgen, het zijn de nieuwe gidsen in de programmajungle, de sommeliers van het beeld, zoals ze er nu al zijn voor de muziek. Overal waar u een tv (of mobiele telefoon) aanzet kunt u uw profiel oproepen, uw playlists zien, het programma van gisteren of vorige week nakijken, iets voor vanavond uitzoeken, iets ‘sharen’ met een vriend, informatie over de makers uitzoeken, andere programma’s van dezelfde maker of wie dan ook in dat programma bekijken. En wie dat wil kan de hele dag naar Rambocky kijken.

Rick Dekker

Column: Kun je luisteren leren of selecteer je mensen erop?

Nu de PvdA bij de Europese verkiezingen er flink van langs kreeg komen allerlei analyses langs. De analyse van Plasterk luidt: de PvdA heeft de verbinding met haar kiezers verloren, weet niet wat er in de samenleving speelt, moet naar de burger gaan en luisteren.

Maar kunnen ze dat?

Onlangs gaf ik een workshop aan een managementteam en wethouders van een gemeente. Ze waren tot de conclusie gekomen dat ze vooral bezig geweest waren met van binnen naar buiten te werken. Zij maakten plannen over wat goed was voor de inwoners en wat ze mooi vonden, en voerden die plannen dan uit. Het was hen opgevallen dat burgers dat lang niet altijd waardeerden, en dat resultaten soms haaks stonden op de idealen die ze hadden. De gemeente was een traject gestart waarbij iedereen –gemeenteraad, college, ambtenaren – aan de slag ging om veel meer van buiten naar binnen te werken.
In een gesprek met elkaar aan tafel merk je dan hoe gemakkelijk je daarover praat: ‘van buiten’ naar binnen, ‘weten wat er bij de inwoners speelt’, ‘de burgers kennen’. ‘Luisteren’ is ook zo’n woord dat veel gebruikt wordt. Totdat iemand vertelde hoe hij te werk ging, en welke resultaten hij daarbij verwachtte. Hij werd steeds enthousiaster, begon te zeggen hoe anderen dat moesten doen: van buiten naar binnen werken.
Aan de andere kant van de tafel zakte een collega steeds verder onderuit en werd stil. Na een paar minuten kon hij alleen nog uitbrengen: ‘Maar dat luisteren waar jij het over hebt, moet je wel echt willen’. Sommigen knikten weer instemmend en glimlachten, anderen keken hem glazig aan.

In woorden en gesprekken lijkt het vaak of je het met elkaar eens bent. Maar dat je de dezelfde woorden gebruikt wil nog niet zeggen dat je daar dezelfde betekenis mee verbindt. Aan tafel met de managementteamleden en de wethouders werd duidelijk hoe groot de verschillen waren.
Voor de één is luisteren: je gaat naar burgers en hoort hoe die denken, wat ze belangrijk vinden. Dat gebruik je als input om te bepalen in welke vorm jij het best je eigen plan als ambtenaar of politicus voor elkaar krijgt. Je plannen staan immers al vast. Je gaat dan mensen ‘beter informeren over je plannen’. Je roept hen bijeen in zaaltjes waar je jouw plannen uiteenzet. Het is luisteren om te weten wie en waar je moet masseren.
Een andere variant is: je gaat wél met een open agenda het gesprek in. Je bent er immers voor de inwoners. Je organiseert inloopmiddagen in het café, houdt wijkschouwen. En dan hoor je allerlei vragen, problemen en wensen. Als politicus haal je daar jouw doelen uit. Dat zijn bijvoorbeeld zaken die je leuk en prettig vindt om mee aan de slag te gaan. Als ambtenaar zoek je de onderwerpen waarmee je bij je baas, college of gemeenteraadsleden denkt te scoren. De onderwerpen komen wel bij de inwoners vandaan, maar je haalt ze uit hun context, verbouwt ze. Dat verbouwingswerk vindt plaats binnen de muren van het gemeentehuis en als uit een hoge hoed komt er dan een plan, beleidsregel of uitvoeringsvorm tevoorschijn. Het lijkt alsof het mooi meegenomen is als inwoners ervaren dat ze er ook nog iets aan hebben.

De variant van het steeds stiller wordende teamlid was: als je echt wilt luisteren en zegt er te zijn voor de inwoners, hoor je vragen en problemen langskomen, je ziet de ontwikkelingen die spelen. Je accepteert hun vorm met de gevolgen en uitwerkingen. De basishouding is dat je jouw eigen normen, plannen en uitvoeringsvormen niet laat domineren of als de beste beschouwt. Je verplaatst je in hun omstandigheden, schuift bij aan de keukentafel, komt langs in de fabriekshal, komt kijken op het sportveld. Niet omdat je het plant of bij formele uitnodiging, maar als onlosmakelijke vorm en vanzelfsprekendheid in je werk. Jouw bijdrage zit in het ontwikkelen van plannen en initiatieven die een verbetering of oplossing vormen. Of het resultaat goed is, wordt door de inwoners bepaald. Als politicus of ambtenaar ben je principieel ondersteunend, helpend, en zet je jouw vermogens en ervaring in om er voor de inwoners een betere woon- en werkomgeving van te maken. Er ontstaan relaties. Daar haal je voldoening uit.
Iedereen aan tafel beaamde dit. Sommigen vroegen zich af of ze dan ooit nog zelf ergens iets van mochten vinden of zelf direct een beslissing konden nemen. Ze kwamen tot de conclusie dat het uiteindelijk gaat om het zoeken en vinden van evenwicht, maar wel vanuit deze helpende grondhouding.

Wie herkent hoe lastig het is van buiten naar binnen te werken, komt niet met een plan om te luisteren. Die ontwikkelt een leerproces met trainingen. Daarin wordt zichtbaar en voelbaar hoe moeilijk dat eigenlijk is om door te gaan met een combinatie van mensen die wel en anderen die niet echt willen luisteren. Zo’n trainingsvoorstel lijkt me binnen de PvdA met deze partijtop onhaalbaar. Of anders gezegd: stel dat de PvdA deze weg zou gaan, wie blijven er dan over?

Imelda Schouten

Stenen eikels

Twaalf jaar geleden had ik een idee. Ik zag de ontwikkelingen op het gebied van internet, communicatie, digitale fotografie en video. Filosofeerde wat over de afwezigheid van afstand en de mogelijkheden om asynchroon te communiceren in de virtuele wereld en telde daar de groeiende (fysieke) afstand tussen mensen bij op. Ik dacht aan ouders die in contact wilden blijven met hun kinderen of kleinkinderen. Ik dacht aan het uitwisselen van foto’s van familie uitjes, de opkomende mogelijkheden van chatten (ICQ was toen nog groot geloof ik) en skype-achtige mogelijkheden. Als ik de mogelijkheden zou bundelen en toegankelijk zou maken moest je er toch iets mee kunnen. Het geheel noemde ik Familysite, tegenwoordig zou je dat eerder associëren met fundamentalistische Amerikaanse christenen, maar toen was het heel vooruitstrevend. Ik deelde mijn idee met anderen en samen breinbriesden we wat over de mogelijkheden. Al gauw merkte ik dat anderen niets bijdroegen aan de rijping van het idee, maar overschakelden naar een soort lulkoekbingo-lingo avant la lettre, waarin de mogelijkheden om er zo snel mogelijk geld aan te verdienen verkend werden.

Ik schat dat rond die tijd nog 10.000 anderen met mij hetzelfde idee hadden. Negentig procent daarvan is waarschijnlijk niet verder gekomen dan het stadium ‘Hé, het zou best aardig zijn als …’ en de rest heeft er met anderen weleens over gesproken. Misschien dat er uiteindelijk honderd mensen iets op papier gezet hebben en laten er uiteindelijk tien wat zijn gaan ontwikkelen. Misschien moet ik de aantallen nog met een factor vermenigvuldigen, maar uiteindelijk waren er aan het begin van de tienerjaren van deze eeuw nog een handjevol over. We kennen ze als Hyves, Facebook en Myspace. Ze leken veel op wat ik ook bedacht had, maar dan zonder het normatieve karakter.

In het begin voelde het een beetje als een gemiste kans, maar naarmate ik er meer over nadacht verdween dat gevoel. – Er bestaat altijd een kans dat het tot op de dag van vandaag gaat om een uiterst geslaagde poging van verdringing, dat mag u zelf beoordelen. – Ik begon in ieder geval te beseffen dat ‘een goed idee’ een relatief begrip is. Dat goede ideeën zijn als zaadjes die in vruchtbare aarde moeten vallen en dat ze, net als eikels, lang zo schaars niet zijn als veel mensen denken. Kortom dat het succes van iedere eikel in hoge mate afhankelijk is van zijn omgeving. Dat wierp wel even een ander licht op mijn pogingen: het lag gelukkig niet aan mij en het raadsel Heinsbroek had ik ook opgelost.

Ik heb nog steeds regelmatig ‘goede’ ideeën. Meestal hebben ze iets te maken met de moderne technologie en hoe die kan helpen zonder te domineren. Vaak kijk ik even op internet of er al iets bestaat in de richting die ik bedacht had. Meestal is dat zo. Het ontmoedigt me niet, want ideeën zijn goedkoop, bovendien zie je negen van de tien keer dat het idee in de uitvoering te snel is verziekt door het onvermijdelijke verdienmodel. Dat is zoiets als trekken aan de eikel om hem harder te laten groeien. Ik ken maar één voorbeeld waarin dat werkt.

Nee, tegenwoordig ben ik op zoek naar de omstandigheden waarin innovatie kan ontstaan, die ideeën komen dan vanzelf. Het vergt ruimte om te spelen, iets wat je binnen de meeste organisaties niet meer vindt. Daar vallen alle eikels direct op de geplaveide grond om platgedrukt te worden onder het gewicht van de grote potentieloze stenen eikels die iedereen aan het bouwen is. De kunst is nu te zien waar de vruchtbare grond ligt, want die is er in overvloed. Maar je ziet het pas als je naar buiten gaat, de realiteit in.

Rick Dekker

Column: Wie open is kan zoeken en luisteren

Wat je mocht verwachten gebeurt nu: het verval dat begon met de bancaire crisis en gevolgd werd door een economische, is de volgende fase ingegaan: bestaande organisatiemodellen waarmee gewerkt wordt verliezen hun fundament. Dat is denk ik de belangrijkste reden dat organisaties en leiders niet in beweging komen. De NRC deed verslag van een onderzoekje van KPMG. Ze hadden geconstateerd dat met name Nederlandse ondernemers niet in beweging komen, niet in staat zijn tot innovatie en verandering van strategie. Waar Indiase en Chinese ondernemers wel in slagen, blijven Europese ondernemers achter, vooral de Nederlandse.

Dit beeld kreeg ik ook terug van mensen die de afgelopen maanden met organisaties in aanraking kwamen. Een bankier vertelde dat alle bedrijven die bij hem langskwamen om geld vroegen, want ze raakten door hun liquiditeit heen. De wedervraag van de bank was: hoe ziet uw plan eruit om de problemen tegemoet te treden en waar wij vertrouwen in kunnen hebben? Van de 100 waren er 2 die met een strategisch plan terugkwamen. De rest was daar niet toe in staat. Hij voegde eraan toe: “Ik heb zelfs de indruk dat ze de vraag niet eens begrijpen.” Hij zei dat de bank zelf ook nog wel een aantal echte veranderingen moest ondergaan.

Wat ons vooral opvalt is, dat de leiding van veel organisaties – ook (semi-)overheden, en politieke partijen – niet meer in staat lijken waar te kunnen nemen wat er aan de hand is. Noch in hun omgeving, in de samenleving, hun organisatie of in de markt. Terwijl anticiperen daarmee begint. Zodra ze op hun netvlies krijgen wat er speelt, zeggen ze: “Ahh. Nou zie ik het.” En besluiten dan als volgende stap om er intern over te praten. Ze vallen terug op vertrouwde manieren van doen. Pas als ze de botsing of de misfit met de omgeving ervaren, zie je ze weer. Meestal breekt dan pas door waar de veranderingen over gaan en zijn ze bereid om stappen te zetten.

Een voorbeeld. Andrew Marr vroeg zich 7 juni in zijn actualiteitenprogramma af, waar de inkomsten vandaan moeten komen om journalisten te blijven betalen. Een van zijn panelleden was hoofdredactrice van een blad met 2 miljoen abonnees. Ze zei dat als de huidige crisis voorbij was de inkomsten uit advertenties wel weer zouden herstellen. Hij keek haar aan, zei niks. Haar antwoord is typerend voor veel leiders op dit moment: ze denken dat dit een tijdelijke inzinking is. Ze zien niet dat we te maken hebben met een verouderde infrastructuur die op haar laatste benen staat. Zo had die mevrouw kennelijk niet op haar netvlies dat adverteren via ads op zoekmachines voor het Midden- en Kleinbedrijf een factor 40 tot 50 effectiever is dan adverteren in een krant of op tv. Opmerkelijk is dat ze wel wist dat in de VS nu elke week een krant ophoudt te bestaan. De instorting ziet ze, maar de invloeden die eraan ten grondslag liggen worden niet in relatie gebracht met de eigen organisatie.

De kern van de infrastructurele veranderingen is in een metafoor uit te drukken. Een telefoongesprek werd vroeger mogelijk door een verbinding te maken tussen 2 punten en over die verbinding signalen te zenden. Zo verbinding maken is alleen nog in bijzondere gevallen zinvol en bedrijfseconomisch verdedigbaar. De state of the art in technologie is, dat wat de beller zegt in pakketjes wordt geknipt. Elk pakketje gaat via een netwerk – in principe in een voor elk pakketje verschillend pad – naar het punt van ontvangst. Daar worden al die pakketjes in de goede volgorde achter elkaar gezet. De infrastructuur die we hadden is ermee overbodig geworden.

Plak dit als metafoor op organisaties. Mensen vinden elkaar, maken verbinding, communiceren, komen tot samenwerken, waar ze ook zijn. De energie- en informatie-infrastructuur wordt eencellig. Uiteindelijk worden alle bijdragen ergens samengevoegd tot een beoogd resultaat. Mensen over afstanden samenbrengen om hun activiteiten te coördineren doe je alleen nog als het echt niet anders kan. Kantoorgebouwen houden we over. Het maken van modellen en alles daarin uitdrukken is uit. Wonen, werken en carrière maken komen in een nieuw en ander perspectief te staan.

Organiseren wordt aangaan van dynamiek, met meerdere dingen tegelijkertijd bezig zijn. Vrouwen kunnen dat in het algemeen gemakkelijker dan mannen. Je moet open zijn. Wie open is kan zoeken en luisteren, vindt een weg. Wie geïnspireerd is gaat vanzelf verder. Je kunt aantonen dat op die nieuwe weg ook de oplossing schuilt van de grote problemen van deze tijd. Er liggen enorme kansen.

door Wim van Dinten

Wereld betekenis

Vanmorgen stap ik in de auto en rij de straat uit. Voor ik de wat grotere provinciale weg op ga moet ik een fietspad over. Van links komt een jonge vrouw aanfietsen. Ik geef haar voorrang en draai de weg op. Onze levens kruisten elkaar, een kwestie van seconden. Als ik iets langer mijn tanden had gepoetst of niet voor niks naar een laatje was gelopen voor mijn sleutels terwijl ze in mijn jaszak zaten, hadden onze paden elkaar niet gekruist. Als ik ook maar even een andere gedachte had gehad, niet tegen dat steentje had geschopt. Als ik de dag daarvoor eerder of later naar bed was gegaan of iets anders had gegeten, was het anders gelopen. Hetzelfde geldt voor haar. Iedere handeling, iedere gedachte, iedere waarneming of gedachte van vandaag of gisteren of de dag daarvoor of daarvoor, alles telt mee. Wat er die morgen in de krant stond, wat onze ouders gedaan hebben, onze familie en vrienden, de troonrede, Napoleon, een Neanderthaler genaamd Flok, de dinosauriërs, die arme Marco Borsato en (die arme?) Unico Glorie, de oerknal en mijn verstopte oor, alles, alles heeft bijgedragen aan onze bijna botsing, juist op dat moment, op die plek.

Door een dergelijk moment zo te benadrukken wint het aan betekenis. Het krijgt iets geregisseerds, zoals in films een dramatische serie van flashbacks van de gescheiden levens van de hoofdpersonen opbouwt naar het noodlottige ongeluk of de eerste romantische ontmoeting. Het is een omdraaiing van de werkelijkheid – een veel voorkomend euvel in de schimmige wereld van ‘intelligent’ design, een onderwerp dat ik met alle liefde een andere keer nog weleens wil vercolumniseren – maar het is vooral de keuze van het moment, het verschijnsel, dat zo’n dramatiserend effect heeft.

Door iets uit de context te lichten, het op een podium te plaatsen, krijgt het meer betekenis, maar vooral een andere betekenis. Een paar voorbeelden uit het nieuws van deze week: minister ter Horst wil de agressie in uitgaansgebieden tegengaan door voetgangers te onderwerpen aan een blaastest. Hiervoor moet de wet veranderd worden, omdat je aan een wandelaar niet kan zien of hij dronken is. Op zich een discussie waard hoeveel je zelf gedronken moet hebben om dat niet te kunnen zien, maar mijn vraag is: hoeveel betekenis negeert Guusje hier en welke betekenis honoreert ze juist? Of hoeveel betekenis negeert Hirsch Ballin als hij na het ontsnappen van Saban B. de beslissing over verlofverzoeken bij de gevangenisdirecteuren legt? Of de G20 als ze zich de vraag stellen wanneer de overheden moeten stoppen met het stimuleren van de economie, nu de recessie voorbij lijkt? Of Balkenende als hij stelt dat ‘het systeem’ is doorgeschoten en dat er dus grenzen aan de bonussen gesteld moeten worden. Of Marco Borsato als hij drie weken geleden … ah nee, da’s flauw.

Ik begrijp goed dat je keuzes moet maken, dat je niet met alles rekening kan houden en dat je niet alle betekenis kan waarnemen. Maar kunnen we ongestraft zovéél blijven negeren? Kunnen we bestuurders blijven kiezen die zoveel van wat er toe doet negeren? Wat is daadkracht waard, wat is besluitvaardigheid waard of doorzettingsvermogen, als het gebaseerd is op een fractie van wat er toe doet? Hoe makkelijk is het om een beslissing te nemen als je de ballast van het herkennen en respecteren van betekenis, van wat er toe doet, afwerpt?

Wie de troonrede leest kan zien wat dit kabinet uit de context heeft gelicht en op een podium heeft geplaatst. De keuzes lijken vooral gebaseerd op hun potentieel dramaturgisch effect. Wie de algemene beschouwingen zelfs maar een beetje volgt kan zien dat ons parlement, een paar uitzonderingen daargelaten, niet in staat is om te zien wat er toe doet. Ze accepteren de keuzes en zien niet wat er ontbreekt: een wereld van betekenis.

Rick Dekker

Kroeg met een grote ’K’

Een goed gesprek in de kroeg, een contradictio in termini of een pleonasme (of tautologie, dat kan ik nooit onthouden). Als je er middenin zit: het laatste, de volgende dag meestal het eerste. Gisteravond was een uitzondering, het ging over eh …, oh ja, over kunst. Robert en Mark, respectievelijk docent Engels en Wiskunde, hadden het zoals gebruikelijk over hun vak. De uitgever die de werkboeken produceert is, waarschijnlijk om financiële redenen, de laan uitgestuurd en nu moeten ze zelf een werkboek maken. Mark krijgt er op zijn school voor betaald, maar bij Robert is het lovework old paper.

Hij vertelt hoe lastig het is om Shakespeare te behandelen en het een beetje interessant te houden. “Maar het werk zou toch al interessant genoeg moeten zijn.” “Je bedoelt dat je gewoon een bandje opzet en aan het eind de klas inkijkt : iemand nog vragen? Nee? Maak dan nu de opgaven in je werkboek.” “Dat maak ik zo vaak mee: mensen die gewoon hun eigen sheets oplezen. Alsof je zelf niet kan lezen wat er staat!” “Nou dan doe je het zonder voorlezen.” “Oh, je bedoelt met non-verbale communicatie?” Mark doet het even voor.

[Merk hoe subtiel het onderwerp van gesprek is weggedreven. Voor de kroegvermijder: dat is normaal! Probeer bij te blijven!]

“Maar wat valt er dan te behandelen aan Shakespeare, het is toch ook een kwestie van smaak.” Robert deinst terug, “Je bedoelt dat het maar een beetje toeval is dat Shakespeare zo gewaardeerd wordt. Omdat hij het toevallig naar de smaak van velen mooi heeft opgeschreven.” “Nou, ik begrijp bijvoorbeeld niet wat mensen nou zo mooi vinden aan die schilderijen van Mondriaan. Als iemand zegt: ‘Dahkannikook’, is daar niet zoveel tegenin te brengen.” “Maar je kan toch niet alleen kijken naar het plaatje en dan volkomen negeren dat Piet Mondriaan een levenslange ontwikkeling heeft doorgemaakt, die uiteindelijk tot dit resultaat heeft geleid? Het vertegenwoordigt zijn unieke kijk, hoe hij in het leven staat, het is een statement. En ja, dat testbeeld kan iedereen schilderen, als je maar binnen de lijntjes blijft. Je benadert het veel te rationeel.”

[Irrationele woordenwisseling]

“Hoe zit dat dan met Rembrandt, die maakt talloze schilderijen in hetzelfde genre, allemaal mooi. Maar bij Mondriaan ben je dan gauw klaar.” “Ze leefden in verschillende tijden en omstandigheden, ze deden wat daar bij paste, maar waren allebei bezig grenzen te verleggen. Daarom worden volgens mij de grote schilders vaak pas later erkend, als blijkt dat wat toen grensverleggend en zijn tijd ver vooruit was de hoofdstroom is geworden.” “Dat klopt.” “Oh, dank je. Ik wist niet dat je er verstand van had.” “?”

“Ik zit nog even aan een metafoor te denken: stel we hebben het niet over een schilderij maar over een prachtig gedicht. Wat zo iemand dan eigenlijk zegt is dat hij die regels ook had kunnen typen en negeert het hele proces ervoor. De vergelijking met Rembrandt is dan dat als je die regels heel mooi kaligrafeert de kritiek verstomt.”

“Wat dacht je trouwens van klassieke muziek. Laatst was ik weer eens bij Kees [Kees is klassiek gevormd] na de nodige sigaren en whisky laat hij me een stuk horen en begint uit te leggen wat er allemaal gebeurt. Het was nogal ontoegankelijk en ik kon er niet veel waardering voor opbrengen. Maar toen hij begon te vertellen wat er gebeurde merkte ik dat ik anders ging luisteren.”

Quatuor pour la fin du temps werd voor het eerst uitgevoerd op 15 januari 1941 in Stalag VIII A, in Silezië in Polen. Olivier Messiaen was een jaar daarvoor bij Parijs opgepakt toen hij (volgens een internet bron) met twee zware tassen partituren naar Zuid-Frankrijk probeerde te vluchten. In het kamp schreef hij het stuk.

“Het kamp lag in een lijkwade van sneeuw. De vier musici speelden op kapotte instrumenten: Etienne Pasquier’s cello had maar drie snaren, de toetsen van mijn piano bleven aan de rechterkant hangen. Het was op deze piano, met mijn drie medemusici, erg vreemd gekleed, ik zelf in een flessengroen uniform van een Tsjechische soldaat, gescheurd, op schoenen met houten zolen … dat ik mijn Quatuor pour la fin du temps speelde voor een publiek van vijfduizend man, waaronder zich mensen uit alle lagen van de samenleving bevonden.

Toen ik in gevangenschap was, gaf het gebrek aan voedsel mij gekleurde dromen: ik zag de regenboog van de Engel, en vreemde wervelende kleuren. Maar de keuze voor ‘de Engel die het einde van de Tijd aankondigt’ berust op veel diepere gronden. Als musicus heb ik met ritme gewerkt. Het ritme is, in essentie, verandering en verdeling. Bestuderen van verandering en verdeling, betekent de Tijd bestuderen. De Tijd – de gemeten, de relatieve, de fysiologische, de psychologische – verdeelt zich op duizend manieren, waarvan de meest directe voor ons de eeuwige verandering van toekomst in verleden is. In de eeuwigheid zullen deze zaken niet meer bestaan. Wat een problemen! Die problemen heb ik gesteld in mijn Quatuor pour la fin du temps. Maar eerlijk gezegd hebben ze sinds een veertigtal jaren al mijn onderzoeken naar klank en ritme georiënteerd …”

“Je hoeft het nog steeds niet mooi te vinden, maar als je weet in welke context het gemaakt is, wat hij ermee probeerde te bereiken, kan je het op zijn minst gaan waarderen.”
“Wat missen we dan veel!” “Dat is waar.” “?”

Rick Dekker

Column: Weggaan

Het leek me beter zo. Blijven of weggaan was eigenlijk geen keuze. Blijven zou betekenen dat ik afhankelijk zou worden van ambtenaren en instellingen. Met een progressieve spierziekte werd het zelfstandig wonen steeds moeilijker. Natuurlijk waren er in de jaren daarvoor de gratis voorzieningen, de wet voorziening gehandicapten, de noodzakelijke aanpassing van de auto, zodat de electrische rolstoel altijd mee kon. Uiteindelijk zou het niet langer kunnen. Niet langer zelfstandig wonen, afhankelijk worden, de vrijheid verliezen. Dat was geen optie. Weggaan was dat wel.

Dankzij de eerdere ervaringen als ex-pat in “verweggistan” had ik mij al veel eerder voorgenomen dat ik dan in dat land zou gaan wonen, waar de loonkosten laag waren, waar thuishulp vanzelfsprekend was en waar iedereen die als middenklasser werd aangemerkt huishoudelijk personeel in dienst had. Dat leek een mooie optie. Zelf je hulp aannemen en betalen. Als het niet langer bevalt kun je zo een ander nemen. Het mooiste daarvan was nog wel dat de mensen in dat land andere mensen nog graag helpen, het uit, of met, liefde doen en vooral met gevoel, heel veel gevoel. En nooit meer dank je wel hoeven zeggen tegen een ambtenaar, omdat het moest. Vanaf nu alleen omdat je dat je wilt.

Emigreren is een hele grote stap. Emigreren als je gezond bent is niet makkelijk, je geeft een vertrouwde omgeving op en daar komt iets onvertrouwds voor in de plaats. Bovenal onzeker. Als je daarbij nog gezondheidsproblemen hebt wordt die onzekerheid nog groter. Hoe zal het gaan? Zal ik mij kunnen redden? Hoe zal het lopen met de gezondheidszorg? Zelf een electrische rolstoel kopen, en alle andere noodzakelijk aanpassingen regelen. Er komt nogal wat bij kijken. En in al die vragen, in al die onzekerheden, zit nu juist de oplossing. Datgene dat nu juist belangrijker was dan al dat andere: vrijheid. Als je de zekerheid opgeeft en de onzekerheid kiest, kiest voor verandering, kiest voor iets nieuws, dan geeft dat ongelooflijk veel vrijheid. Zelf verantwoordelijkheid nemen, zelf beslissen, doen of laten wat je goed dunkt.

Hier in Latijns Amerika is veel minder zeker dan in Nederland. Het enige dat hier absoluut zeker is, is de aanstaande economische, politieke en of financiële crisis. Er is niet alleen meer onzekerheid, er zijn ook meer risico’s. Meer risico’s leidden ook tot meer kansen. Vreemd genoeg valt het de meeste bezoekers uit Nederland op dat wanneer zij met Latijns Amerika in aanraking komen, dat mensen in Latijns Amerika het ondanks dat zij het gemiddeld genomen economisch en financieel een stuk minder hebben dan in Nederland, toch een beduidend gelukkiger indruk maken.

Dus vreemd genoeg hebben onzekerheid en risico’s een positief effect op geluk. Niet bepaald een voor de hand liggende gedachte voor mensen uit een land waarin het meeste voor hen al is geregeld vanaf de wieg tot aan het graf. Ik wens u vanuit het hele verre dus meer onzekerheid en meer risico. Misschien is weggaan zelfs wel een keuze, weg uit die saaie baan, de uitzichtsloze relatie, of dat zekere land, de vrijheid tegemoet.

Tot slot past hier de pakkende tekst van een Argentijnse zanger (Atahualpa Yupanqui):

“Tengo tantos hermanos, que no los puedo contar, pero una novia hermosa, que se llama libertad.
(Ik heb meer broers en zusters dan ik kan tellen, maar ik heb slechts één prachtige verloofde, en zij heet ‘libertad(vrijheid)’).

door Gert Jan Mulder

Schoonmaken!

vervolg op de column van vorige week: Niet poetsen …

Stel je huis heeft vol met rook gestaan, de stank zit overal in. Er komt een vriendelijke man van een schoonmaakbedrijf en die vertelt je dat hij gespecialiseerd is in het schoonmaken van panden met brandschade. Hij strijkt professioneel met zijn wijsvinger over een kast en toont het stof. Terwijl je je vrouw kwaad aankijkt, zegt hij, “Kijk, dit is grijs stof.” “Ja, dat zie ik ook!”, zeg je meer tegen je vrouw dan tegen hem, “Dat betekent dat er geen roet is neergedaald hier,” vervolgt hij, “dan zou het zwart zijn. Maar dit is goed te doen.” “Wat is goed te doen?”, vraag je, “Schoonmaken.” “De stank ook?” “Meneer, wij geven een stankvrijgarantie.”

Na zeven weken in een vakantiehuisje sta je weer eens in de keuken van je huis en herinner je de schoonmaakman aan zijn stinkafspraak. “Dat klopt”, zegt hij met dezelfde vriendelijke glimlach, “We blijven net zolang terugkomen tot u tevreden bent.” Je kijkt naar de schade-expert en ziet dat er zich een frons op zijn gezicht heeft gevormd. Ineens valt er een muntje uit je mouw, je denkt, “Ik wil niet nog zeven weken in de aap logeren! Ik wil terug naar huis.”

Inmiddels zijn we 10 weken verder, de kleren zijn gestoomd, maar stinken nog. Het huis is gepoetst, maar stinkt nog. De aannemer en de schilders zijn klaar, ze hebben het fantastisch gedaan, maar het stinkt nog. Eigenlijk heeft iedereen individueel wel zijn best gedaan, maar het geheel HELPT NIET! Daarom hebben we een kloek besluit genomen: we gaan het zelf doen! Ik weet het, het is gekkenwerk, maar met al die mensen die ons in de afgelopen maanden verteld hebben hoe erg rook is en in al hun onschuld aanboden om te helpen, moeten we het redden. Ja, trouwe lezers, blijf bij de telefoon.

Dan nu toch even een serieuze noot – wat zou een column (van mij) zijn zonder een geheven vingertje of een associatieve brug naar de toestand in de wereld – in Amerika zijn inmiddels meer dan 50 miljoen mensen onverzekerd van zorg. De kosten voor de zorg zijn het hoogst in de wereld. De zorg die je er voor geleverd krijgt is inefficiënt, ineffectief en van gemiddeld slechte kwaliteit. Iedereen die nog een baan heeft leeft in constante angst ziek te worden. Wie onverzekerd ziek wordt in Amerika raakt aan de bedelstaf. Wie verzekerd ziek wordt waarschijnlijk ook. Zelfstandigen met een klein beetje personeel (zmekbp’ers) zijn als de dood dat iemand van hun personeel ziek wordt. Ze smeken de overheid om buiten de onbetaalbare regelingen te mogen blijven. In een programma op BBC (AM 648) vertelt een Amerikaanse zmekbp’ster, de wanhoop nabij: “Ik zorg zelf voor mijn personeel, ze komen niets tekort. LAAT HET ME ALSJEBLIEFT ZELF REGELEN!”

Het schoonmaakbedrijf, de verzekeraar en de zorginstelling (daar houd ik het maar even bij) zijn hun helpend vermogen kwijt. Ze poetsen, vergoeden en opereren, maar voelen ze zich verantwoordelijk voor het eindresultaat? Daar kunnen we erg verdrietig over doen, maar beter is de poetsdoek, de polis en het scalpel in eigen hand te nemen. Dat bedoel ik natuurlijk niet letterlijk. Ik bedoel dat we beter op zoek kunnen gaan naar de reciprociteit. Die zit niet alleen in een soort bartering van diensten. Maar ook in het bieden van zoiets als zekerheid, zoals bij die Amerikaanse zmekbp’ster. Wat zij daarvoor verlangt is vast niet alleen arbeid. Wat dacht je van eerlijkheid, of toewijding en verantwoordelijkheidsgevoel. Het gaat niet meer om de contractuele verbinding die je met elkaar hebt, dat domein is al net zo aangetast, maar om de welbegrepen wederzijdse afhankelijkheid. Wees niet pessimistisch, ook daar kunnen mooie relaties uit ontstaan.

Daarom vrienden, kom ons helpen schoonmaken, jullie hebben ons nodig!

Rick Dekker

Cynisme

Zeggen wat je bedoelt door het tegenovergestelde te zeggen. Met een vleugje humor wordt het ironie, “Goh, Agnes Jongerius, de machtigste vrouw van Nederland. Net op tijd voor de AOW onderhandelingen.” Iets te scherp en het wordt sarcasme, “Nu weet ik waarom Zalm altijd zo hard lachte met dat koffertje boven zijn hoofd. Dat was zijn reiskoffertje”. En als het sarcasme doorschiet, “Weet je hoe je ‘politicus’ op z’n Haags uitspreekt? Uitzuigah!”, wordt het cynisme. Een zeer menselijke eigenschap, maar in Rotterdam willen ze ervan af.

“De gemeente Rotterdam heeft de strijd aangebonden met cynisme op het werk. Ambtenaren kunnen sinds vorige week melding maken van bitter gestemde collega’s, die in hun ogen de werksfeer ondermijnen. Daartoe heeft Rotterdam een digitaal loket geopend, het meldpunt cynisme. […] Van een interne kliklijn is geen sprake, bezweert de woordvoerder van verantwoordelijk wethouder Lucas Bolsius (haven, financiën en organisatie, CDA). De term ‘meldpunt’ is wat ongelukkig gekozen, steunpunt was een betere benaming geweest. Want het gaat niet om personen, het gaat om het gedrag.” (NRC, 15 oktober 2009).

Ik dacht nog, is dit een bericht van een half jaar geleden of valt 1 april erg laat dit jaar (is dit ironie of sarcasme)? Niets van dat alles, gewoon een serieuze poging om te organiseren en ik wil wedden dat de wethouder alleen de beste bedoelingen heeft. Hoe cynisch moet trouwens zo’n woordvoerder zelf zijn als hij het beleid toelicht met (spreek op sarcastische toon uit): “… steunpunt was een betere benaming geweest. Want het gaat niet om personen, het gaat om het gedrag.” Gedrag, mensen en cultuur worden achteloos van elkaar gescheiden en vervolgens verwacht hij dat met het eufemisme ‘steunpunt’, om de totalitaire-bijklank van ‘meldpunt’ te verdoezelen, iedereen om is. ‘Oh, had dat dan meteen gezegd. Nee, dan is het goed natuurlijk! Cynische mensen zijn ziek, die moeten geholpen worden, anders steken ze anderen aan en beschadigen ze de organisatie. En wat kunnen we dan het best doen, even kijken, ja, ik weet het! Laten we een digitaal-loket openen! … Wat insinueert u? Dat er een verband is tussen de manier van organiseren en het toenemende cynisme? Oh ja, nou ligt het zeker weer aan de bestuurders. W.F. Hermans (God hebbe zijn ziel) vond dat er een ironieteken moest komen, omdat je anders niet kon lezen of iets ironisch bedoeld was. Ik geloof dat het hier niet nodig is. Of ben ik al afgegleden naar sarcasme? U begrijpt dat ik me gezien het onderwerp van deze column daar toe geheel vrij voel.

Vandaag meldde het Leidsch dagblad: “Burenhulp in Leiden is definitief mislukt. Niet vanwege een slechte opzet, maar omdat georganiseerde naastenliefde in een stad niet blijkt te werken. […] De Hoge school Leiden deed vooronderzoek, er zou een telefoonlijn komen met een sprekende computer die vraag en aanbod bij elkaar zou zoeken […] Aan vrijwilligers ontbrak het niet […] maar als puntje bij paaltje kwam, bleken de vrijwilligers toch te druk. Dan moest de sprekende computer de volgende op de lijst bellen […] Mensen die een beroep deden op de centrale wilden absoluut dat degene die langskwam, betrouwbaar is. Je wilt geen onbekende binnenlaten. […] Om die reden bleken bestaande netwerken veel beter te werken dan contacten die door een organisatie kunstmatig tot stand worden gebracht. […] Je moet iemand kennen, al is het maar via via. […] Het heeft veel tijd en energie gekost […] maar als het niet werkt, moet je ook de moed hebben om een streep eronder te zetten. We schamen ons er niet voor.”

Mag ik aan de hand hiervan het totale failliet van sociaal organiserend vermogen even samenvatten? Je wilt iets in het sociale organiseren, het mislukt totaal, je weet wat er mis ging en je hebt zelf kunnen constateren wat wel werkt. Vervolgens beweer je dat het niet aan de opzet ligt, zet er moedig een streep onder en schaamt je er niet voor. Geef mij maar aan bij dat meldpunt, ik kan wel wat steun gebruiken.

Rick Dekker