Column: Niet poetsen …


In de nacht van 25 op 26 mei brandde het huis van onze buren volledig uit. Een traumatische ervaring voor hen, maar ook voor ons bepaald geen picknick. Het beeld van een panische buurvrouw die in nachthemd bij ons door het raam klimt, terwijl er onder haar een gasfles ontploft, staat op mijn netvlies gebrand. Gelukkig was de brandweer snel ter plekke en wisten ze de schade wonderwel te beperken, althans voor de omliggende woningen. Ons huis had vol rook gestaan, maar had gezien de heftigheid van de brand en de rook, op het eerste gezicht verbazingwekkend weinig schade. Het huis van onze arme buren was verloren.

Toen we ons huis weer in mochten waren we opgelucht. Wat die rook betekende beseften we op dat moment niet zo, de hele buurt stonk. Gelukkig zijn er dan altijd mensen in je omgeving die je toevertrouwen dat rook echt heel erg is. Op een samenzweerderige toon steken ze je een hart onder de riem met hun feitenkennis: “Het gaat overal in zitten en het gaat er waarschijnlijk nooit meer uit.” En bedankt! Toen we na een nachtje hotel terugkwamen in ons huis en in de stank stonden spookte het nog door ons hoofd. Gelukkig beseften we op tijd dat zaken hun betekenis ontlenen aan de context waarin ze tot expressie komen. En nadat we die contexten even doorgenomen hadden, steeg ons de moed weer uit de schoenen.

Om 10 uur die morgen hadden we de schade-experts voor opstal en inboedel, de aannemer, de schilders en het schoonmaakbedrijf over de vloer. “Wat!?”, zult u denken, “Vijf verschillende organisaties!? De volgende dag al?! Allemaal tegelijk!?” Ja, het is heus waar. Zelf had ik desgevraagd de kans dat een standbeeld van Stephen Hawking naar me zwaait hoger ingeschat, maar misschien moet ik wat meer vertrouwen in de mensen hebben. We weten per slot van rekening allemaal wel dat Stephen Hawking gewoon een hekel heeft aan zwaaien.

Okee, genoeg flauwe grappen – het is trouwens ook helemaal niet leuk om iemand die niet van zijn zwarte gat kan komen in de maling te nemen – we staan daar dus met al die mensen in onze keuken een dubbelgebrande koffie te drinken terwijl onze aannemer, die een geboren leider is, samen met mijn vrouw, die ook niet vaak een rok draagt, de aanpak uitstippelt. Eerst het huis van de buren strippen, intussen de schade aan ons huis herstellen, dan alles schoonmaken en tot slot de schilders erin om alles opnieuw te sausen. Een kind kan de was doen.

Wat ons brengt bij het schoonmaakbedrijf. Hoe gingen ze dat nu doen? Hoe maak je een boek schoon of een televisie of een ruwhouten ongelakte kast, als ze doordrongen zijn van rook? “Maakt u zich geen zorgen, we hebben een speciaal stoffertje voor boeken en we kunnen alles een ozon-behandeling geven.” “En als dat niet werkt?”, probeerden we nog. “We geven een ‘stankvrijgarantie’. We houden pas op als u tevreden bent.” De vraagtekens bleven, maar die stankvrijgarantie stelde ons wel gerust. We besloten te vertrouwen op de vriendelijke glimlach van de ambachtsman.

Nadat een week of zes later het huis van de buren gestript was gingen ze aan de slag. Nog een week later werden we gebeld, ze waren klaar en of we een krabbeltje wilden zetten. Gelukkig kon dat niet meteen en de volgende dag gingen we eerst maar eens ruiken. Zodra we de deur open deden was het duidelijk, er was wel gepoetst, maar de stank was vrijwel hetzelfde en ik had een beginnetje voor deze column, die weliswaar nog nergens heen lijkt te gaan, maar hopelijk wel onderhoudend is. Tijd dus voor een wending in het plot.

Wordt vervolgd…

Rick Dekker

Plaats een reactie