Het gat in Onitsha


Een paar kilometer voor Onitsha draait de weg in een lange boog naar de stad. In die boog stonden de auto’s al stil, er zat blijkbaar een file voor ons en we zouden moeten wachten, te meer daar dit de enige weg naar de stad was vanuit deze richting, Oguta Road die uiteindelijk op die beroemde markt uitkwam, maar ver van hier, veel verder. […] De weg was smal, één strook, onze auto stond tussen andere auto’s ingepropt, geen plaats om te manoeuvreren. Ik ging er dus alleen op uit om de oorzaak van de file te onderzoeken.

Het was heet zoals altijd in Afrika in de middag, ik sleepte me voetje voor voetje voort. Eindelijk was ik er. Ik was al in de stad, aan beide kanten van de straat stonden lage gemetselde huizen en winkeltjes, bedekt met verroest golfblik, in de schaduw van de ruime veranda’s zaten kleermakers aan hun machines, de vrouwen deden de was, hingen hem op. Op één plaats was de straat helemaal versperd, er heerste een zenuwachtige drukte, motoren ronkten, het was een enorm kabaal, er werd geschreeuwd en geroepen. Toen ik me door de menigte had gedrongen, zag ik dat er midden in de straat een enorm gat gaapte. Enorm breed en een paar meter diep. De randen waren loodrecht, erin was een troebele moddervijver. De straat was hier zo smal dat je niet om het gat heen kon en iedereen die per auto in de stad wilde komen, moest zich eerst in die afgrond storten, een duik in het modderwater nemen en dan maar hopen dat de mensen hem uit die penarie zouden helpen.

En dat gebeurde inderdaad. Op de bodem van het gat stond, half ondergedompeld, een grote vrachtwagen, beladen met zakken pinda’s. Een groep halfnaakte jongens loste de vracht en klom langs de rand omhoog, naar de straat. Een andere groep bevestigde kabels aan de vrachtwagen om hem uit het gat te trekken. Weer anderen stapten rond door het water om planken en balken onder de wielen te leggen. Als iemand niet meer kon, ging hij boven uitrusten. Daar stond een rij vrouwen warme gerechten te verkopen, rijst met kruidensaus, cassavepannenkoeken, gebakken yamswortel, pindasoep. Anderen verkochten de lokale limonade, rum, bananenbier. Jongens verkochten sigaretten en kauwgum. Toen alles eindelijk klaar was, en de pinda’s waren uitgeladen, begonnen de ploegen de vrachtwagen los te werken. Een deel van de jongens trok, aangemoedigd door geschreeuw, aan de touwen, anderen zetten hun schouders tegen de laadklep van de vrachtwagen. De vrachtwagen bood weerstand, reed achteruit, steigerde bijna. Maar ten slotte werd hij met vereende krachten omhooggetrokken en bereikte het asfalt. De omstanders juichten, sloegen elkaar van vreugde op de schouders en de kinderen dansten en klapten.

Nauwelijks een ogenblik later baadde de volgende auto in de rij al op de bodem van de afgronddiepe kuil. Ik merkte alleen op dat het nu heel andere mensen waren die met het uittrekken aan de slag gingen. Ze hadden hun eigen kabels, kettingen, planken en schoppen bij zich. De mensen van de vorige auto waren nergens meer te zien. […] Ik bedacht dat ons hier twee, drie dagen van stilstaan te wachten stonden, voor we aan de beurt zouden zijn om het modderbad te nemen. Hoeveel zouden de redders voor het uittrekken van onze wagen willen hebben, vroeg ik me af. Maar een andere vraag was op dit ogenblik belangrijker; hoe konden we uit deze val wegkomen? Ik dacht al niet meer aan de markt van Onitsha, aan zijn kleurrijke wereld, zijn kermisliteratuur. Ik wilde hier weg, ik moest terug. Maar eerst wilde ik de buurt van onze volgepropte Oguta Road verkennen. Kijken hoe deze eruitzag. Wat meer aan de weet komen. Luisteren naar wat de mensen zeiden.

Het viel meteen op dat de omgeving van het gat het centrum van het plaatselijke leven was geworden, dat het mensen aantrok, nieuwsgierig maakte, hen ertoe aanzette initiatief te ontplooien en te handelen. Op een plaats die anders een slaperig, doods straatje in de buitenwijk was geweest, met dommelende werklozen voor de huizen, meutes loslopende zieke honden, was onverwacht, spontaan, dankzij dat ongelukzalige gat een dynamische buurt ontstaan, vol drukte en leven. Het gat gaf de werklozen werk; ze vormden reddingsploegen en verdienden geld door de auto’s uit het gat te trekken. Het bezorgde klanten aan de vrouwen die de draagbare gaarkeukens dreven. Dankzij het gat dat het verkeer remde en de straat blokkeerde, verschenen er in de tot nog toe lege winkeltjes in de buurt zomaar klanten, de passagiers en chauffeurs die op de overtocht van hun auto wachtten. De straathandelaren kregen afnemers voor hun sigaretten en frisdranken.

Sterker nog, ik ontdekte op de huizen in de buurt pasgeschilderde hanenpoten met het woord HOTEL, voor hen die wachtend op hun beurt hier de nacht moesten doorbrengen. Ook de garages in de buurt werd nieuw leven ingeblazen, de chauffeurs kregen de tijd om hun auto te repareren, banden op te pompen, hun accu op te laden. Kleermakers en schoenmakers kregen meer te doen, er kwamen kappers, ik zag zelfs kwakzalvers rondlopen die kruiden, slangenhuid en hanenveren te koop aanboden en die klaarstonden om iedereen in één ogenblik van al zijn kwalen te genezen. Al die beroepen worden in Afrika uitgeoefend door mensen die in beweging zijn, die rondtrekkend klanten zoeken en als er zich zo’n gelegenheid als het gat in Onitsha voordoet, dan komen ze er allemaal en masse naartoe. Ook het sociale leven kreeg meer kleur: de buurt van het gat was een plaats van ontmoetingen, gesprekken en discussies geworden, en voor de kinderen een plaats om te spelen.

Wat voor de chauffeurs die naar Onitsha moesten een vloek werd, werd een zegen voor de bewoners van Oguta Road en de hele buurt waarvan ik de naam niet ken. Zo werd bevestigd dat alle kwaad ook zijn verdedigers vindt, omdat er overal mensen zijn die het kwaad voedt, voor wie het kwaad een kans is, en zelfs de basis van hun bestaan.

De mensen lieten dat gat niet opvullen. Ik weet dat ik jaren later een keer in Lagos iemand in alle ernst over mijn avontuur in Onitsha vertelde, waarop ik onverschillig als antwoord kreeg: ‘Onitsha? In Onitsha verandert nooit wat.’

Uit Ebbenhout, van Ryszard Kapuscinski, de Arbeiderspers.

2 Reacties op “Het gat in Onitsha

  1. Pingback: Kind krijgt veel te snel een etiket, VK 22-03-11 | Nieuwlichten

  2. Pingback: Kind krijgt veel te snel een etiket | Nieuwlichten

Plaats een reactie