Tagarchief: Barack Obama

Column: It’s good if it’s good enough for me.

In Amsterdam heeft de politie een peilzender verstopt onder het voorspatbord van een scooter. Ze deed dat toen de scooter in beslag genomen was. De jonge eigenaar werd gewaarschuwd door een vriend die er een had ontdekt onder zijn eigen voorspatbord. En zowaar, bij hem ook. Hij haalde het eraf en werd nog diezelfde middag aangehouden. Hij reed weg, werd door de politie achtervolgd en op zijn scooter geramd. Die werd beschadigd en hij afgestopt. De jongen ging met zijn verhaal naar de plaatselijke tv. En hij nam een advocaat in de arm. Hij kreeg van de politie een aanmaning om de zender in te leveren, maar dat weigert hij. Hij vindt dat zijn privacy is geschonden en er sprake is van mishandeling. Foei en bah en ach- en wee-geroep van de advocaat in de media. Wat moet je hier nou toch van vinden?

Ik heb me afgevraagd hoe de politie moet zijn georganiseerd als ze dit soort technieken gebruikt. Kennelijk is de jongeman verdacht en vindt ze dat voldoende reden hem te volgen. Als er dan ergens een tasjesroof wordt gemeld door een duo op een scooter, ga je na waar de scooters waren die je peilt. Is de gepeilde scooter op die plaats, dan heb je de daders. Dat moet je dan nog wel bewijzen. Dus je vraagt de beroofde mevrouw of ze de berijders herkent en klaar is kees. Je gebruikt beschikbare technologie om daders te pakken en vindt dan dat het is geoorloofd. Zo is ook het gsm-signaal te gebruiken in plaats van een peilzender. Maar die kun je afzetten. De peilzender ook, maar dat doe je niet zolang je niets vermoedt.

Opsporen van vergrijpen en delicten en het vinden en aanhouden van boeven is een basistaak van de politie. De vraag is: wanneer mag de politie daarbij gebruik maken van de modernste technologie? Die maakt mensen identificeerbaar als er maar een haartje of huidschilfertje achterblijft en iemand volgbaar als moderne communicatiemiddelen worden gebruikt. Dat is nogal ingrijpend. De vraag leidt tot een volgende: in wat voor soort Staat is dit geoorloofd? Het is geoorloofd in een Staat die voor alles verantwoordelijk is en waarin mensen worden beschouwd als productiemiddelen die iets voortbrengen ter meerdere eer en glorie van de Staat. Die Staat is niet van de mensen, maar de mensen zijn van de Staat. Zulke Staten heten modern als ze zich vergelijken met andere om te zien of ze haar bronnen het meest efficiënt gebruikt en het meest voortbrengt, uitgedrukt in geld en getallen, want anders kun je niet vergelijken. Zo’n Staat kan alleen werken als er mensen zijn die zich meer identificeren met de Staat dan met de samenleving waarin zij leven en die Staat willen representeren en leiden. Dat is bijzonder en alleen voorstelbaar als mensen los zijn van elkaar, uitgaan van zichzelf en de maatstaf hanteren die Barack Obama omschreef als: It’s good, if it’s good enough for me. Het is gebleken dat er in de westerse samenleving heel veel mensen zijn die zo in de wereld staan.

Het bijzondere aan de case in Amsterdam is dat de jongeman – gegeven zijn historie – ervan wordt verdacht anderen te beroven, maar zelf opeist dat hij wordt gerespecteerd. Beroven en tegelijkertijd klagen over het plaatsen van een peilzender kun je doen als je tot in het extreme uitgaat van eigen belang. Dan gebruik je elke mogelijkheid om je ruimte te vergroten, zoek je de grenzen op van de wet, spreek je de overheid aan op gedrag dat je zelf met voeten treedt. Je maakt gebruik van de journalistieke en juridische opvatting over de Staat die sociaal is, mensen respecteert, hun vrijheid eerbiedigt. Als deze jongeman een strafblad heeft, heeft hij weinig reden tot klagen. Hij vond een Staat tegenover zich die bij hem past. Pas als de politie alle burgers gaat behandelen alsof ze verdacht zijn, heeft de samenleving een groot probleem. De kernvraag is: was het verdenken van deze jongen realistisch? Ik ben niet gerust op het antwoord.

Door Wim van Dinten.

column: Op zoek naar de Amerikaanse Balkenende

Afgelopen weekend het eerste schaatstoernooi van het seizoen: de Nederlandse kampioenschappen. Erwtensoep gemaakt en er eens lekker voor gaan zitten. De 1000 meter, Beorn Nijenhuis wordt teruggefloten, valse start. Hij schreeuwt geluidloos van frustratie. – Nadat hij aan het eind van het vorig seizoen een paar honderdste boven het wereldrecord schaatste heeft hij alles op de 1000 meter gezet. – Ook met de vertraagde beelden kon ik het niet constateren, hij was gewoon snel weg. Tweede start, Beorn start in de buitenbaan en moet direct de eerste bocht in. Lastig om zo vaart te maken, maar op een 1000 meter gaat het om 100ste van secondes. Helemaal van rechts een sprintje met kikkerpoten, snel een keer pootje-over, nog een slag rechtdoor en dan gaat het mis, zijn linkerschaats gaat over de blauwe lijn.

Regel 256 van het langebaanreglement van de ISU: “Bij het ingaan van de bocht, in de bocht zelf en bij het uitkomen van de bocht -dus kortom de hele bocht-, is het de schaatser verboden de binnenmarkering van de bocht met de schaats te overschrijden.”

Gediskwalificeerd! Geen uitslag, geen kwalificatie voor wereldbekerwedstrijden, geen reserve positie, een hele zomer trainen in 3 seconden naar de knoppen.

Sinds Rintje Ritsma in de jaren negentig de eerste commerciële ploeg opzette zijn de ontwikkelingen hard gegaan. Met een sponsor kan je je volledig storten op het schaatsen. Het is een beroep geworden. Je hoeft voor de training niet eerst de post rond te brengen of de koeien te melken, zoals Piet Kleine en Ids Postma. Het aantal wedstrijden en toernooien is flink toegenomen, want wie sponsort wil wel gezien worden. De belangen nemen rechtevenredig toe met het aantal wedstrijden en de exposure op televisie. Inmiddels is de hele organisatie er omheen ‘geprofessionaliseerd’. Dat houdt in dat beleid en beslissingen rationeel onderbouwd moeten kunnen worden. Dat vergt regels. Regels over bochten en ‘inzakken’ bij de start en in ieder geval nog 254 andere zaken die ik zo gauw niet kan verzinnen. Regels die ieder seizoen door de scheidsrechters tijdens hun jaarlijkse conferentie besproken en vastgesteld worden.

En zo is de lastig te beantwoorden vraag of Beorn Nijenhuis onterecht voordeel heeft genoten, vervangen door een algemeen geldende en controleerbare regel. De vraag is: wanneer draait het om? Wanneer wordt de realiteit als uitgangspunt vervangen door wat bedacht en meetbaar is? Wanneer wordt het vertrekpunt van organiseren? Hoe ziet dat eruit? Volgt u mij even over dit wankele touwbruggetje.

Vanmorgen op radio 1. Roy Ho Ten Soeng, ooit de eerste allochtone burgemeester, wordt geïnterviewd. Hij is recentelijk door het ministerie van Binnenlandse zaken aangesteld als talentscout voor allochtonen met affiniteit voor het burgemeestersvak.

‘U bent op zoek naar de Nederlandse Barack Obama?’
‘Daar zijn we heel druk mee bezig ja.’
‘En heeft u ‘m al gevonden?’
‘Nou, dat is vooraf heel moeilijk te zeggen, op dit moment ben ik bezig gesprekken te voeren met een dertigtal kandidaten. Dus dat moet nog blijken.’
‘En aan welke eisen moet iemand eigenlijk voldoen om de Nederlandse Obama te worden?’
‘Allereerst een academisch werk- en denkniveau, je hoeft niet direct een titel te hebben, maar je moet wel dat denkniveau hebben gehad. In de tweede plaats, mede gelet op de burgemeestersfunctie, moet je toch tactvol en diplomatiek kunnen optreden. In de derde plaats moet je in staat zijn om boven partijen te staan, neutraliteit en onpartijdigheid uitstralen en uiteraard moet je, gelet op de aard van de functie, ook de uitstraling hebben van een burgervader of -moeder.’
[…] ‘We gaan u volgen! We gaan niet op zoek naar een nieuwe musicalster, maar naar de Nederlandse Barack Obama.’

Nu alleen nog een jury vinden.

Door Rick Dekker

De achterkant: Veranderen gaat van au

Afgelopen week verscheen het rapport van de Deltacommissie. Ik weet hoe die commissie ontstond, wat de ideeën waren die eraan ten grondslag lagen. Ik werd gevraagd hoe ik daar tegenaan keek.
Er lag een grote zorg onder die ideeën. Gegeven de ontwikkeling van het klimaat en de versnelling daarin zouden we in dit land anders met water moeten leren omgaan, er anders over moeten leren denken, ons weer moeten realiseren dat ons land een delta is. Dijkverhoging leverde niet voldoende bescherming op. Verzilting, verzakking en verdroging moesten ook aandacht krijgen. De gedachte was dat een Deltacommissie een begin zou maken met zo’n omslag en en passant de achterstand in dijkonderhoud op de politieke kaart kon zetten.
Ons commentaar was dat zo’n verandering niet via commissies en via praten, maar via verandering van omstandigheden tot stand komt. Crisissituaties spelen daarin een hoofdrol: ze zijn heel vaak hét signaal dat doen zoals je deed niet langer mogelijk is, dat je moet veranderen. Anders omgaan met water vraagt een switch in oriëntatie, een paradigmatische omslag. Zo’n verandering lukt nooit via rationaliteit, dan wordt de uitkomst hooguit meer van wat we al kennen. Je zult dan bovendien veel te veel aandacht besteden aan zaken die later onzinnig zullen blijken. En we zeiden dat zo’n commissie gebruikt zal worden om de politiek zover te krijgen dat de huidige infrastructuur wordt opgerekt en er grootschalig aan gebouwd kan worden. Wat dan? was de vraag.

Het ligt voor de hand de ontwikkelingen in de tijd te volgen, omdat je de toekomst over een zeer lange termijn onmogelijk kunt voorspellen. Je kunt je niet voorstellen wat je te wachten staat. Dat is de werkelijke opgave: ervoor zorgen dat we ons in deze delta bewust blijven van onze afhankelijkheid en kwetsbaarheid voor het klimaat. Daar hoort ook een andere leefstijl bij, niet alleen van ons maar wereldwijd. Als je er zo naar kijkt, is de commissie veel te optimistisch met haar aanname van 85 cm waterstijging aan het eind van deze eeuw en daar bovenop nog eens zo’n 50 cm vanwege inklinking. Veel waarschijnlijker is dat een meter stijging al ver voor die tijd bereikt wordt. De ijskap aan de pool is nu al verder gesmolten dan twee jaar terug voor het jaar 2040 verwacht werd. Bij stijging in meters zal Nederland er anders uit gaan zien. Daar hoort een andere leefstijl bij, niet alleen van ons maar wereldwijd.

Afgelopen week zagen we de resultaten die je mocht verwachten: het advies vergroot, verdiept, verhoogt de huidige infrastructuur van de Randstad en geeft alle bezweringsformules die erbij horen. Sectoren die er belang bij hebben te blijven doen wat ze al deden, juichen. De commissie ziet de voorstellen als één groot project dat ze bij Financiën wil onderbrengen. Hoezo anders met water omgaan? De dag erna al lanceerden drie ministers op tv grote bouwprojecten in de Randstad. Het tempo waarin de voorstellen worden omgezet in wetgeving liegt er ook niet om. Is het niet onvoorstelbaar arrogant te menen dat je in de huidige omstandigheden kunt weten wat ons over een eeuw en langer te wachten staat?

Kun je iemand deze houding verwijten? Vooral mensen die belang hebben bij hoe het is en hoe het ging, zullen daaraan willen vasthouden. Deze houding is zo gegroeid. Maar wil je dat er ruimte ontstaat voor de nodige beweging, dan is de keuze van mensen en hun houding belangrijk. Hun oriëntatie is bepalend: alleen van mensen die voldoende open georiënteerd zijn mag je verwachten dat ze tot veranderen, tot meebewegen met het water, in staat zijn. Waren de leden van de commissie voldoende open, commissievoorzitter Veerman, die ik goed ken en zeer waardeer, voorop? Wat konden zij zich permitteren?

Kijk op deze manier eens naar de verkiezingcampagnes in de Verenigde Staten. Als je de boeken van Barack Obama leest kun je je afvragen of de democratische conventie met die massaliteit zich verdraagt met de inhoud van zijn programma. Hij wil (in onze termen) een groter gewicht geven aan externe oriëntaties bij organiseren. Dat is een paradigmatische overgang. Maar de conventie werd door het partijapparaat gezien als middel om in één slag zoveel mogelijk mensen te bereiken en voor zich te winnen. Dan moet je aansluiten bij de heersende oriëntaties en krijg je wat je zag. Commentatoren versterken dat door de conventies vanuit een communicatieve invalshoek te interpreteren: ze hebben het vrijwel alleen over de manier waarop de kandidaten overkomen.
Wil Obama slagen, dan zal hij mensen moeten kiezen die voldoende extern georiënteerd zijn en daarnaar handelen om zijn veranderingen door te voeren. Het is de vraag of hij die mensen kan herkennen en kiezen en of ze er in die partij in voldoende mate zijn. De veranderingen van de democraten zien er op dit moment uit als: op een rationele manier praten over gewenste oriëntatieveranderingen. De inhoud en die manier van praten spreken ons in West-Europa aan, maar de verwachtingen die we eraan verbinden zijn onrealistisch groot.

Dan John McCain. Hij is zijn eigen man. Hij is een soort Veerman in de Verenigde Staten. Hij is onafhankelijk en heeft de moed naar zijn overtuiging te handelen. Hij heeft bewezen van mening te kunnen veranderen, zonder zijn onafhankelijkheid in te leveren. Kortom, hij heeft een mindset en karakter die hem geschikt maken voor maatregelen tot veranderen. De richting van zijn veranderingen zal onontkoombaar bij zijn oriëntatiemix aansluiten. Die komt vooral tot uitdrukking in: country first. Wat levert dat op?
Meer van hetzelfde: veranderingen binnen het huidige paradigma. Het is een richting die zich verzet tegen de grote omwentelingen in onze tijd, waarin de hegemonie van de Verenigde staten en Europa aan het verdwijnen is en het westen haar inzet en kwaliteit moet gebruiken om het paradigmatisch anders te gaan doen.

Een nieuwe aanpak zou gebaseerd moeten zijn op een evenwichtige omgang met crises en verandering van omstandigheden en tijd, als vertrekpunt moeten hebben. Alleen zo ontstaan voorwaarden om het internationaal eens te worden over een klimaatbenadering die ons wezenlijk helpt. Velen hopen dat Obama gekozen wordt en erin slaagt een passende aanpak te vinden voor crisissituaties. Dan slaagt hij waar wij het met onze Deltacommissie hebben laten liggen.

Wim van Dinten

Column: We do it together, with hope and without fear

Er zijn veel mensen die zich geraakt voelen door Barack Obama. Met relatief simpele oneliners die hij steeds in een context plaatst, weet hij stadions vol mensen te boeien. Wat communiceert hij eigenlijk?
Op de eerste plaats zichzelf en zijn ervaringswereld. Hij weet wat mensen beweegt, is met hen verbonden en straalt dat in taal en stijl ook uit. Hij heeft ervaring om met mensen aan de voet van de samenleving bezig te zijn. Sommigen zeggen dat hij een beweging leidt. Hij is sociaal en open, rationeel en zelfreferentieel. Bij hem zie je een volstrekt andere volgorde in oriëntaties dan bij Rita Verdonk, Doekle Terpstra of Geert Wilders die zeggen ook een beweging te (willen) leiden.
En wat communiceert hij inhoudelijk? Op allerlei manieren kom je daarachter.

Een van mijn studenten was een man van voor in de dertig, directeur van een middelgrote onderneming in de staalindustrie. Hij kwam naar me toe:”Wij hebben de instrumentele methoden nu wel gehad. Dat weten we nu wel. Ik wil graag veel meer weten over niet-rationele manieren van organiseren. Volgens mij houdt u zich daar veel mee bezig. Zou het mogelijk zijn dat uw colleges alleen maar daarover gaan?” Ik vroeg of hij daar praktische problemen bij kon aangeven. Hij noemde het ene voorbeeld na het ander. Wat daarin opviel was dat hij met de toepassing van instrumentele methoden en technieken op zijn gezicht was gegaan en elke keer moest terugvallen op mensen die over stilzwijgende kennis beschikten, die uitgingen van de context van zowel hun collega’s als hun klanten. Hij was er achter gekomen dat al dat expliciteren, plannen en controleren alleen maar werkte als je iets bouwde vanaf tekening en zelfs dan zag je dat de tekenaar of de bouwer in de praktijk nogal eens gecorrigeerd moesten worden.

Ik legde zijn vraag voor aan alle studenten en er kwam een verpletterende adhesie. En het ene na het andere geval dat liet zien dat het bij organiseren nu daarom gaat. Iemand vertelde dat zijn oma in een verpleeghuis was opgenomen en dat hij daar dagelijks zo’n 15 tot 20 mensen langs zag komen. Het begon met iemand die kwam om oma te wassen, daarna iemand voor het ontbijt en het eindigde met iemand om haar naar bed te brengen. In het huis was alles in taken en functies verdeeld en oma moest dat zelf maar zien te begrijpen en coördineren, inclusief haar medicijngebruik en het nakijken of alle gewassen kleding goed was teruggekomen. Het nieuw ingevoerde kwaliteitssysteem van het verpleeghuis moest ervoor zorgen dat de taken werden uitgevoerd zoals van te voren op papier was gespecificeerd. Het zou volgens de student een zegen zijn als het anders zou gaan. Bijvoorbeeld een verpleegkundige die voor een paar patiënten zorgt en alle werkzaamheden voor die mensen verzorgt. Coördineren is dan ineens niet meer controleren dat alles gebeurt maar is dan: betrokken zijn op oma, zien en weten wat ze ervaart, je kunnen inleven, je verbinden met oma en doen wat past en nodig is. Zo kwam het ene voorbeeld na het andere. Al snel werd in het gesprek duidelijk dat er nu vooral op kosten werd gelet, terwijl het bij die nieuwe – betrokken – manier gaat om grote opbrengsten, met ook kostenbewustzijn maar dan in de tweede plaats. Die opbrengsten waren zoveel hoger dat allerlei managementtaken en overheadfuncties konden worden afgeschaft en dat daarvoor mensen bij het bed terugkwamen.

Wat Barack Obama tot uitdrukking brengt is dit: het gaat weer om mensen en die bedien je in de dienstverlening niet het best met systemen. Het gaat erom je met die mensen te verbinden. Je kunt niet vanuit jezelf weten wat die ander nodig heeft. Je geeft wat je te bieden hebt en bent niet bang je te geven. Het gaat daarom en om het feit dat je er niet alleen voor staat. Dat begint bij de basis, de informatiestroom over wat gedaan moet worden die van beneden naar boven gaat en niet van boven naar beneden: de hiërarchie in het proces van organiseren wordt op z’n kop gezet. Het gaat niet om ras- of kleurverschil of verschil van religie maar om wat ons verbindt en gelijk maakt en gelijk stemt. Het gaat om mensen die het doen. Je gebruikt technologie, systemen en regels maar ze dicteren niet, ze regeren je niet, net zo min als zij die op die systemen steunen. En ja het kan, ook hier. Yes, we can!

Wim van Dinten