Tagarchief: binnen naar buiten

Stenen eikels

Twaalf jaar geleden had ik een idee. Ik zag de ontwikkelingen op het gebied van internet, communicatie, digitale fotografie en video. Filosofeerde wat over de afwezigheid van afstand en de mogelijkheden om asynchroon te communiceren in de virtuele wereld en telde daar de groeiende (fysieke) afstand tussen mensen bij op. Ik dacht aan ouders die in contact wilden blijven met hun kinderen of kleinkinderen. Ik dacht aan het uitwisselen van foto’s van familie uitjes, de opkomende mogelijkheden van chatten (ICQ was toen nog groot geloof ik) en skype-achtige mogelijkheden. Als ik de mogelijkheden zou bundelen en toegankelijk zou maken moest je er toch iets mee kunnen. Het geheel noemde ik Familysite, tegenwoordig zou je dat eerder associëren met fundamentalistische Amerikaanse christenen, maar toen was het heel vooruitstrevend. Ik deelde mijn idee met anderen en samen breinbriesden we wat over de mogelijkheden. Al gauw merkte ik dat anderen niets bijdroegen aan de rijping van het idee, maar overschakelden naar een soort lulkoekbingo-lingo avant la lettre, waarin de mogelijkheden om er zo snel mogelijk geld aan te verdienen verkend werden.

Ik schat dat rond die tijd nog 10.000 anderen met mij hetzelfde idee hadden. Negentig procent daarvan is waarschijnlijk niet verder gekomen dan het stadium ‘Hé, het zou best aardig zijn als …’ en de rest heeft er met anderen weleens over gesproken. Misschien dat er uiteindelijk honderd mensen iets op papier gezet hebben en laten er uiteindelijk tien wat zijn gaan ontwikkelen. Misschien moet ik de aantallen nog met een factor vermenigvuldigen, maar uiteindelijk waren er aan het begin van de tienerjaren van deze eeuw nog een handjevol over. We kennen ze als Hyves, Facebook en Myspace. Ze leken veel op wat ik ook bedacht had, maar dan zonder het normatieve karakter.

In het begin voelde het een beetje als een gemiste kans, maar naarmate ik er meer over nadacht verdween dat gevoel. – Er bestaat altijd een kans dat het tot op de dag van vandaag gaat om een uiterst geslaagde poging van verdringing, dat mag u zelf beoordelen. – Ik begon in ieder geval te beseffen dat ‘een goed idee’ een relatief begrip is. Dat goede ideeën zijn als zaadjes die in vruchtbare aarde moeten vallen en dat ze, net als eikels, lang zo schaars niet zijn als veel mensen denken. Kortom dat het succes van iedere eikel in hoge mate afhankelijk is van zijn omgeving. Dat wierp wel even een ander licht op mijn pogingen: het lag gelukkig niet aan mij en het raadsel Heinsbroek had ik ook opgelost.

Ik heb nog steeds regelmatig ‘goede’ ideeën. Meestal hebben ze iets te maken met de moderne technologie en hoe die kan helpen zonder te domineren. Vaak kijk ik even op internet of er al iets bestaat in de richting die ik bedacht had. Meestal is dat zo. Het ontmoedigt me niet, want ideeën zijn goedkoop, bovendien zie je negen van de tien keer dat het idee in de uitvoering te snel is verziekt door het onvermijdelijke verdienmodel. Dat is zoiets als trekken aan de eikel om hem harder te laten groeien. Ik ken maar één voorbeeld waarin dat werkt.

Nee, tegenwoordig ben ik op zoek naar de omstandigheden waarin innovatie kan ontstaan, die ideeën komen dan vanzelf. Het vergt ruimte om te spelen, iets wat je binnen de meeste organisaties niet meer vindt. Daar vallen alle eikels direct op de geplaveide grond om platgedrukt te worden onder het gewicht van de grote potentieloze stenen eikels die iedereen aan het bouwen is. De kunst is nu te zien waar de vruchtbare grond ligt, want die is er in overvloed. Maar je ziet het pas als je naar buiten gaat, de realiteit in.

Rick Dekker

Column: Kun je luisteren leren of selecteer je mensen erop?

Nu de PvdA bij de Europese verkiezingen er flink van langs kreeg komen allerlei analyses langs. De analyse van Plasterk luidt: de PvdA heeft de verbinding met haar kiezers verloren, weet niet wat er in de samenleving speelt, moet naar de burger gaan en luisteren.

Maar kunnen ze dat?

Onlangs gaf ik een workshop aan een managementteam en wethouders van een gemeente. Ze waren tot de conclusie gekomen dat ze vooral bezig geweest waren met van binnen naar buiten te werken. Zij maakten plannen over wat goed was voor de inwoners en wat ze mooi vonden, en voerden die plannen dan uit. Het was hen opgevallen dat burgers dat lang niet altijd waardeerden, en dat resultaten soms haaks stonden op de idealen die ze hadden. De gemeente was een traject gestart waarbij iedereen –gemeenteraad, college, ambtenaren – aan de slag ging om veel meer van buiten naar binnen te werken.
In een gesprek met elkaar aan tafel merk je dan hoe gemakkelijk je daarover praat: ‘van buiten’ naar binnen, ‘weten wat er bij de inwoners speelt’, ‘de burgers kennen’. ‘Luisteren’ is ook zo’n woord dat veel gebruikt wordt. Totdat iemand vertelde hoe hij te werk ging, en welke resultaten hij daarbij verwachtte. Hij werd steeds enthousiaster, begon te zeggen hoe anderen dat moesten doen: van buiten naar binnen werken.
Aan de andere kant van de tafel zakte een collega steeds verder onderuit en werd stil. Na een paar minuten kon hij alleen nog uitbrengen: ‘Maar dat luisteren waar jij het over hebt, moet je wel echt willen’. Sommigen knikten weer instemmend en glimlachten, anderen keken hem glazig aan.

In woorden en gesprekken lijkt het vaak of je het met elkaar eens bent. Maar dat je de dezelfde woorden gebruikt wil nog niet zeggen dat je daar dezelfde betekenis mee verbindt. Aan tafel met de managementteamleden en de wethouders werd duidelijk hoe groot de verschillen waren.
Voor de één is luisteren: je gaat naar burgers en hoort hoe die denken, wat ze belangrijk vinden. Dat gebruik je als input om te bepalen in welke vorm jij het best je eigen plan als ambtenaar of politicus voor elkaar krijgt. Je plannen staan immers al vast. Je gaat dan mensen ‘beter informeren over je plannen’. Je roept hen bijeen in zaaltjes waar je jouw plannen uiteenzet. Het is luisteren om te weten wie en waar je moet masseren.
Een andere variant is: je gaat wél met een open agenda het gesprek in. Je bent er immers voor de inwoners. Je organiseert inloopmiddagen in het café, houdt wijkschouwen. En dan hoor je allerlei vragen, problemen en wensen. Als politicus haal je daar jouw doelen uit. Dat zijn bijvoorbeeld zaken die je leuk en prettig vindt om mee aan de slag te gaan. Als ambtenaar zoek je de onderwerpen waarmee je bij je baas, college of gemeenteraadsleden denkt te scoren. De onderwerpen komen wel bij de inwoners vandaan, maar je haalt ze uit hun context, verbouwt ze. Dat verbouwingswerk vindt plaats binnen de muren van het gemeentehuis en als uit een hoge hoed komt er dan een plan, beleidsregel of uitvoeringsvorm tevoorschijn. Het lijkt alsof het mooi meegenomen is als inwoners ervaren dat ze er ook nog iets aan hebben.

De variant van het steeds stiller wordende teamlid was: als je echt wilt luisteren en zegt er te zijn voor de inwoners, hoor je vragen en problemen langskomen, je ziet de ontwikkelingen die spelen. Je accepteert hun vorm met de gevolgen en uitwerkingen. De basishouding is dat je jouw eigen normen, plannen en uitvoeringsvormen niet laat domineren of als de beste beschouwt. Je verplaatst je in hun omstandigheden, schuift bij aan de keukentafel, komt langs in de fabriekshal, komt kijken op het sportveld. Niet omdat je het plant of bij formele uitnodiging, maar als onlosmakelijke vorm en vanzelfsprekendheid in je werk. Jouw bijdrage zit in het ontwikkelen van plannen en initiatieven die een verbetering of oplossing vormen. Of het resultaat goed is, wordt door de inwoners bepaald. Als politicus of ambtenaar ben je principieel ondersteunend, helpend, en zet je jouw vermogens en ervaring in om er voor de inwoners een betere woon- en werkomgeving van te maken. Er ontstaan relaties. Daar haal je voldoening uit.
Iedereen aan tafel beaamde dit. Sommigen vroegen zich af of ze dan ooit nog zelf ergens iets van mochten vinden of zelf direct een beslissing konden nemen. Ze kwamen tot de conclusie dat het uiteindelijk gaat om het zoeken en vinden van evenwicht, maar wel vanuit deze helpende grondhouding.

Wie herkent hoe lastig het is van buiten naar binnen te werken, komt niet met een plan om te luisteren. Die ontwikkelt een leerproces met trainingen. Daarin wordt zichtbaar en voelbaar hoe moeilijk dat eigenlijk is om door te gaan met een combinatie van mensen die wel en anderen die niet echt willen luisteren. Zo’n trainingsvoorstel lijkt me binnen de PvdA met deze partijtop onhaalbaar. Of anders gezegd: stel dat de PvdA deze weg zou gaan, wie blijven er dan over?

Imelda Schouten