Tagarchief: Georg-Hubner

Column: Salaam Aleikum

Je kent het wel: je komt in een ander land en er vallen je meteen dingen op. Als je er eenmaal op let, zie je het overal en gaat het je bezig houden. Op Bali was het ’t chaotische verkeer, in Marokko waren het de wachtrijen. Of eigenlijk: het gebrek eraan.

We kwamen aan op Mohammed V Airport van Casablanca, liepen richting het treinstation. Bij de controlepost – de andere kant op – was een enorme drukte. Koffers moesten één voor één gescand. Het leek wel een marktkraam. Iedereen drukte op mekaar om dichter bij de bagagescanner te komen. Er werd niet in stilte in een rechte lijn gewacht zoals in Nederland. Wel veel gepraat. Opeens werd ook naar elkaar geschreeuwd. Wat er precies aan de hand was kon ik van waar ik stond niet zien, maar het leek op een ruzie. Het was erg warm. We liepen verder.

Even later stonden we te wachten op de trein naar het centrum. Langzaam zagen we het perron vollopen met mensen die veel bagage bij zich hadden. Sommigen hadden een trolley. De trein kwam er aan en al voordat de trein stilstond had zich een menigte gevormd bij de dichtstbijzijnde deur aan de kop van de trein. Net als bij de controlepost: je loopt zonder na te denken, als het je lukt, zover mogelijk naar voren. Je wacht niet. In de trein stonden mensen klaar om uit te stappen. Je raadt het al: helemaal vast. Nog erger dan in Nederland. Uitstappende passagiers wrongen zich met al hun bagage door de menigte. In het Arabisch werd van alles geroepen. Het in- en uitstappen ging langzaam. Mensen gingen naar binnen terwijl er nog mensen de trein uit moesten. En allemaal bij die ene deur. Verder naar achteren stapten mensen rustig uit, maar moesten ook langs de kop van de trein naar de controlepost. Veel mensen, veel kabaal. En warm. Het duurde even, maar uiteindelijk loste de menigte op.

Gedurende de reis viel het me steeds vaker op: rijen zoals in Nederland zijn er in Marokko bijna niet. Bij het busstation, in winkels, op het postkantoor. Mensen gaan allemaal tegelijk aan het loket staan. Ze maken meteen contact. Het wordt door anderen niet als asociaal ervaren. (Kun je je voorstellen dat je bij de Hema naast iemand gaat staan die wil afrekenen?) Sterker nog: als je wacht gebeurt er niets, word je niet geholpen. Aan het loket geven mensen die erbij komen je een glimlach en leunen naar voren. Je glimlacht terug. ‘Salaam Aleikum,’ zegt iedereen. De loketbeambte geeft – terwijl hij bezig is – iedereen meteen aandacht. Als de persoon achter het loket iemand kent, gaat die voor. Anderen kijken rustig toe. Ze hebben geen haast. Iedereen straalt een rust uit, kijkt een beetje rond, maakt een praatje. Eigenlijk is het wel gezellig aan het loket. Je wordt prettig geholpen.

Tijdens de vakantie dacht ik na over de vraag wat wachtrijen eigenlijk zijn. Hoe kan het zijn dat er in Nederland zoveel wachtrijen zijn en in Marokko iedereen tegelijk geholpen wordt? De idee van volgorde aanbrengen in ‘bediend worden’ is daar vrijwel niet. Daar is de relatie tussen mensen dominant, niet een bedachte ordening.

Denken in volgorde is rationeel en zo bezig zijn is in Nederland dé manier van organiseren. Bij bedrijfskunde werd me geleerd dat een wachtrij een pijltje is en een loket een vierkantje. Ik moest leren de wereld op te delen in kleine stukjes. Dan kon ik berekenen hoe je iets het beste kunt inrichten om mensen het snelst te bedienen. Dát is kwaliteit.
Het staat mijlen ver van wat ik in Marokko heb meegemaakt. ‘Salaam Aleikum’ ben ik bij bedrijfskunde nooit tegengekomen.

Door Georg Hubner

Column: Wie een kikker in koud water zet en dat geleidelijk verhit, houdt een gekookte kikker over…

Ton, mededocent in de leergang van Sezen, liet me een filmpje zien om het waarnemen (of juist niet waarnemen) van geleidelijke verandering te illustreren. Het is een fragment van een boerderij waarin niets lijkt te veranderen. We hebben de beelden wel vijf keer bekeken, maar desondanks kon ik niet onderscheiden wat er in het filmpje veranderde. Alles bleef in mijn ogen hetzelfde.
Ik gaf op en Ton liet een tweede fragment zien waarin het eerste en het laatste beeld van het filmpje snel achter elkaar werden afgewisseld. Iets op de achtergrond was wezenlijk veranderd. Ik kon niet geloven dat ik zoiets over het hoofd zag. Toen terug naar het hele filmpje. Nu zag ik het! Alsof je met andere ogen kijkt.

Geleidelijke verandering is lastig om te zien. Een deelnemer uit onze leergang wilde graag dat zijn rationaliteit minder dominant werd in zijn doen en laten. Op een ochtend zei hij dat hij nog niet goed zag hoe hij in de loop van de cursus veranderd was. Ik zei hem dat hij enorme stappen had gemaakt om zijn rationaliteit een andere plaats te geven.

Een paar dagen eerder maakte hij kennis met Barbara. Zij laat mensen met haar paarden werken om hen te laten ervaren wat authenticiteit is.
De paarden zijn imposant, groot en sterk. Sommige mensen worden er bang van: “Als je erachter gaat staan dan word je zeker getrapt! Nee, laat mij maar toekijken. Ik durf niet.” Ook deze cursist had aanvankelijk moeite zich over te geven aan het hele gebeuren. Hij deed wel mee, maar bleef op afstand.

Barbara liet hem deze dag een andere wereld zien. Ze nodigde hem op een natuurlijke manier uit dichterbij te komen. Ze verleidde hem, zonder te forceren. Hij werd gedurende de ochtend opgenomen in de rust van de omgeving, van de paarden. Er hoefde niets. Hij mocht gewoon ‘zijn’.
Langzaam veranderde zijn houding. Hij werd zachter. Zijn schouders zakten. Hij lachte uit zichzelf, kon zich vrijer bewegen. Hij deed niet iets omdat het moest, maar omdat het paste. Waar een aanraking eerst doelgericht was, werd deze steeds aandachtiger, in het moment. Ook het paard werd er rustiger van. Zijn medecursisten zullen zich het beeld van hem rustend tegen het paard herinneren, zijn armen uitgestrekt, zijn hoofd op de rug, zijn ogen gesloten, als een kind na een dagje strand.

Twee dagen later, op de ochtend dat ik hem sprak, zag hij z’n eigen verandering al bijna niet meer. Het bleek moeilijk om dat moment vast te houden. Hij zat weer in z’n hoofd: wilde begrijpen wat er was gebeurd om er iets mee te ‘kunnen’ en zag niet dat die manier van kijken hem juist vastzette, hem belemmerde te groeien. Iemand anders, ongehinderd door alles wat er voor hem toe deed, moest hem helpen te zien wat hij deed en wat hij niet zag.
Soms heb je een ander nodig om verder te kunnen. Zullen we elkaar daarin blijven helpen?

Door Georg Hubner

Zie ook: Buitengewoon Barbara

Column: Zit-je lekker?

In het televisieprogramma ‘Blik op de weg’ van 3 oktober jl. was een item over ‘kinderbeveiligingssystemen’. Pardon? Jawel, kinderbeveiligingssystemen. Voor een leek zoals ik: iemand heeft een ander woord bedacht voor ‘kinderzitje’. Heerlijk hoe wij Nederlanders overal een systeem voor hebben. Wat het systeem zo fantastisch maakt, is dat niemand begrijpt wat in het systeem wel en niet mag. Er zijn zoveel regels en uitzonderingen dat je academisch geschoold moet zijn wil je het überhaupt volgens de regels kunnen doen. En dan nog. Zelfs drs . Hubner had er moeite mee.

Regels en systemen. Die kom je hier in Nederland voortdurend tegen. Ze zijn een cultuurkenmerk geworden. Op heel andere plekken in de wereld worden zaken heel anders geregeld. Regelen zonder regels? Ja, dat kan. Voor mensen die in de systeemwereld staan is dat bijna ondenkbaar en lastig te accepteren.
Voor zulke mensen is een vrij harde confrontatie nodig om anders te kunnen kijken, zoals een reis naar het Verre Oosten. In landelijke delen van Maleisië of Indonesië bijvoorbeeld kom je situaties tegen die voor de meeste Nederlanders onacceptabel zijn. Zo zie je daar overal motoren met vier personen erop: vader, moeder en twee kinderen ertussen (en soms ook nog een haan of varken op het stuur!). En je voelt het al aankomen: allemaal zonder helm!

Waar het hier niet om gaat, is dat het in Nederland ook zo moet, maar dat het ook anders kan: kun je je overgeven aan het moment, vertrouwen op wat je ziet en kunt, je aanpassen aan omstandigheden? Zijn omstandigheden gevaarlijk, pas je je snelheid aan, als vanzelfsprekend. Het lijkt alsof we hier in Nederland veel van die gevoeligheid voor omstandigheden aan het verliezen zijn en steeds meer via ons hoofd, ons denken doen.
Niet alleen leidt het tot een onophoudelijke stroom van bijna absurde en soms lachwekkende regels. Door te hameren op regels omtrent bijvoorbeeld kinderzitjes stimuleer je ook een bepaalde mentaliteit: de natuurlijke betrokkenheid op je kind(eren) en op een zo groot mogelijke veiligheid krijgen een lager gewicht als je je concentreert op het voldoen aan en vertrouwen op uitgebreide regels. Zo help je als overheid een natuurlijke houding van ‘sociale samenhang’ naar de knoppen, die je dan later met ingewikkeld beleid weer moet zien terug te winnen.

Zien we kans onze natuurlijke houding – zonder systemen – weer terug te vinden?

Door Georg Hubner