Tagarchief: Imelda Schouten

Column: Een doekje na het bloeden

In veel ziekenhuizen word je er niet gezonder op: bloedspetters op de operatielamp die niet met chloor worden weggehaald. Stofvlokken die van tv’s boven bedden verwijderd worden, terwijl een kankerpatiënt eronder chemo krijgt. Verpleegkundigen die blij zijn dat er eindelijk een doek over een muur gaat en hun schouders ophalen als gevraagd wordt of ze daar al eerder melding van gemaakt hadden. Artsen die minutenlang hun armen schrobben, terwijl ze klagen over de slecht schoongemaakte OK. Schoonmakers die toiletten overslaan “Ik zie geen vuile sporen” en stof op kasten en spiegels laten zitten. Uitzonderingen? Het ziet er niet naar uit.
Deskundigen denken dat in Nederlandse ziekenhuizen honderden mensen per jaar overlijden ten gevolge van slechte hygiëne. Een Zembla-journalist ging undercover en mocht er bij P&W over vertellen. Anonieme schoonmakers komen in beeld. Naast harde werkers, anderen die het minder nauw nemen. Grote werkdruk, weinig tijd, afraffelen van werk, zelfs door hen die meer willen doen. Er wordt geleefd van pauze naar pauze. De aanwezigen bij P&W spreken er schande van: dit gebeurt in ziekenhuizen!
Veel journalisten en politici zien organisaties als groepen individuen die handelen naar maatschappelijke normen. Alsof mensen in organisaties geen contract zijn aangegaan, geen opdrachten hoeven te volgen, zonder problemen opdrachten kunnen weigeren, niet gebonden zijn. Kijk je zo, dan toets je de schoonmaker aan de norm in de samenleving: schoonmaken doe je nooit zonder water in de emmer, je handen was je vaak en goed. Afwijking van die norm roept verwondering en kritiek op: over de schoonmaakster die weet waar vuil in de ziekenhuisbadkamer zit maar er niets aan doet. Zij wil zelf toch ook niet in zo’n ziekenhuis liggen? Het gesprek bij P&W verstilt even. Ze lijken te voelen dat ergens de schoen wringt. Men switcht van onderwerp: bezuinigen komt langs, productie draaien. Te weinig tijd, te weinig handen. Schoonmakers die nauwelijks instructie krijgen, laat staan opleiding. Protocollen die zeggen hoe ze moeten werken, maar waarvoor geen tijd of aandacht is om ze te lezen. Ik zit op het puntje van mijn stoel alsof het voetbal is: een kans om in te koppen, ja, ja…..neeeeeeeeeee.
In ziekenhuizen zijn stapels protocollen. Iedereen weet de gevolgen van slechte hygiëne. En tóch handelen schoonmakers, hun leidinggevenden, verpleegkundigen, artsen (én patiënten) er niet naar. Thuis is de kans op infectie aanzienlijk kleiner.
Opeens flitst het proto-beeld van een huisvrouw uit de jaren 50 voorbij: schort voor, zakdoek in het haar, ze poetst. Met gewone middeltjes, ijver en aandacht wordt de boel blinkend: handen wassen voor het eten, schoenen uit, schone sokken aan, vaatdoek in de kookwas. Ze heeft er niet voor gestudeerd, het is haar van huis uit zo aangereikt en is trots op het resultaat. Wie ervan profiteren waarderen het.

Aandacht en waardering zijn houdingen die je niet in een stappenplan leert. Zijn ze er, dan zie je: mensen spreken elkaar erop aan als iets vuil blijft, gaan erachteraan om het schoon te krijgen, complimenteren iemand na een schoonmaakklus, accepteren niet dat patiënten overlijden door slechte hygiëne, maken budget en tijd vrij, hebben een betere (werk)sfeer. Het is van invloed op alle andere resultaten.

Leidinggevenden gaan protocollen opleggen als ze de uitkomst van aandacht en waardering niet zien, denken dat mensen alleen werken volgens regels. Als ze vinden dat expliciete kennis belangrijker is dan voordoen en nadoen.
Al gauw vinden ze schoonmaken eenvoudig werk, waarvoor de laagste salarisschaal al hoog is. Dan laat je schoonmakers zonder inwerkperiode beginnen, geeft hen geen tijd om hun werk goed te kunnen doen, loop je nooit hun werk na. Dan wordt schoonmaken sluitpost, iets dat in de randen van het primaire proces raakt – uit het zicht van patiënten-, iets dat je uitbesteedt.

Er is een lange weg te gaan om (weer?) zo te organiseren dat aandacht en waardering in schoonmaken leidend worden. Het begint bij het benul dat mensen goed werk leveren als ze zich erin kunnen uiten en als wat ze doen waardering krijgt. En het benul dat het beter maken van mensen de schoonmaker in een ziekenhuis – als in geen enkel ander type organisatie – kan motiveren. Dan moet je die rol wel erkennen en ernaar organiseren.

Put your money where your mouth is, zeggen de Engelsen. Geef de tijd die nodig is: aandacht vraagt tijd. Geef mensen weer de kans van context uit te gaan: het levert sociale samenhang op tussen artsen, schoonmakers, verpleegkundigen en patiënten. Waardering kan groeien, want die komt immers voort uit verbondenheid van mensen. Het is zo eenvoudig. Het is alleen maar moeilijk als je anderen niet vertrouwt en denkt dat het alleen wat wordt als ze jouw regels volgen. Laten we beginnen met de schoonmaak van de manier waarop in ziekenhuizen georganiseerd wordt, want die is acuut.

door Imelda Schouten

Column: MBA-titel: een teken van gemis

In de media komt de discussie op gang over de oorzaken van de crisis. In Nederland begint het met de vraag waar die grijpgrage bankiers vandaan komen. In een artikel in de Volkskrant werd gemeld dat ze vrijwel allemaal een MBA-titel hebben. En dat op de meeste MBA-opleidingen nauwelijks iets aan ethiek gedaan wordt. De meerderheid haalt het diploma niet vanwege interesse in de lesstof, maar om in het old boys network opgenomen te worden: de gegarandeerde toegang tot het grote geld. In het kolommetje naast het artikel staat dat het in Nederland beter is: we hebben een socialere benadering. Ethiek en sociale verantwoordelijkheid zijn door het hele curriculum verweven. O ja?

Ik ben afgestudeerd als Rotterdamse bedrijfskundige, kreeg les van docenten aan de MBA-opleiding die toen in de kinderschoenen stond. Toen al, 15 jaar geleden, waren in de opleiding topmanagers en bestuurders van grote organisaties hét voorbeeld. Hoe internationaler en winstgevender het bedrijf, hoe meer applaus. Wetenschappelijke inhoud draaide om het gebruik van rationele modellen en methoden om die te gebruiken. In bedrijfscases stond centraal of topmanagers goede beslissingen namen. Als modellen en methoden goed gevolgd werden kon je op een voldoende rekenen. Als een volgens het model genomen beslissing rampzalige gevolgen had, lag dat aan ‘externe factoren’ die in het model geen plaats hadden. Dat leidde niet tot analyse van of kritiek op model of methode.

Het vak Ethiek schonk aandacht aan zaken die minder zwart-wit lagen dan de modellen deden geloven. Ik verwachtte stevige discussies. Maar in de werkcolleges ging het vooral om opvallen, zodat de prof je uitkoos om een statement te maken. Viel die goed, dan kreeg je een aantekening, weer een kwart punt op je eindcijfer verdiend. Ik verwachtte een paper te moeten schrijven. Maar het tentamen betrof multiple choice vragen. “Kruis het juiste antwoord aan.” Protest dat dit de eigen veronderstellingen van het vak aantastte, leidde tot niets. Ik ging anders studeren: las geen achtergronden meer, leerde niet meer het hele boek, slechts de modellen die de docenten promootten.
Het scheelde tijd en leverde even goede cijfers op. En stijgende tegenzin.

Ik koos marketing als afstudeervariant, in de hoop dat het daar nog ging om klanten, maatschappelijke betrokkenheid. Hoe naïef was ik? M’n afstudeerscriptie ging over oriëntatieverschillen: de meeste marketingmodellen gaan uit van de klant als middel en niet van de klant als doel. Als de klant middel is haal je winstzoekende managers binnen, als de klant doel is zoek je medewerkers die hen helpen. Ik dacht dat het daarom ging bij organisaties: het levert tevreden klanten op en winst is een resultaat, niet het doel. Het hoeft echter niet minder winstgevend te zijn. Maar die kijk op marketing zat niet in de modellen. Mijn scriptie was gewijd aan een kritiek daarop. Waarop mijn afstudeerhoogleraar vond dat ik niet zo breed moest gaan. Ik moest me op de uitwerking en toepassing van bestaande modellen richten. Toen ik stelde dat het de verantwoordelijkheid was van de universiteit om te laten zien hoe het geleerde ten goede komt aan de samenleving, keek hij me bevreemd aan. “Een goede pas afgestudeerde bedrijfskundige heeft de juiste methoden en technieken bij zich om voor zijn eerste baas zo snel mogelijk winstgevend te zijn.” Ik kon niet bij hem afstuderen.

Is er sindsdien veel veranderd? Discussies over modellen en methodes verlopen nog steeds uitermate moeizaam, als professoren van verschillende vakgroepen überhaupt on speaking terms zijn. Amerika of in ieder geval de Angelsaksische vorm van organiseren domineert. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt daarbinnen gebruikt om goodwill in de buitenwereld te kweken. Dat is iets anders dan het welzijn van de samenleving als ultiem doel en daar ook van begin af aan naar handelen.

Het formele streven van de MBA-opleiding is om studenten te vormen tot leiders met een brede kijk op zaken. In de praktijk krijgen ze vooral les in denkmodellen, in strak ingerichte lecture rooms, zonder ramen en een hardwerkende airco. Weinig leren van elkaar, laat staan de ‘buitenwereld’. In die omgeving wordt onherroepelijk iedereen gestimuleerd om in zijn eigen denken te raken, zijn eigen doelen na te streven. En velen houden die houding vast, later achter hun directeursbureau, in hun uitkijktoren, los van het gepeupel.

In de praktijk van alledag zie je wat MBA’s allemaal niet leren: evenwicht tussen denken en waarnemen, tussen functioneel en sociaal zijn, tussen analyseren en praktisch zijn. Er is veel inspanning nodig om daar verandering in aan te brengen. Het gaat om de opbouw van het hele curriculum. En het gaat om houding en levenservaring die je slechts beperkt op een universiteit kunt aanleren. In deze tijd van crisis, van zoeken naar hoe we anders verder moeten, is een MBA-titel – ook in Nederland – eerder een teken van gemis, niet een pré.

Imelda Schouten

Column: Doe je dat thuis ook?

Aan allen,

Het komt regelmatig voor dat mensen een PERMANENT-MARKER gebruiken voor een whiteboard. Ik kan u verzekeren dat dit geen goed huwelijk is, omdat wij (Fac. dienst) dan in de weer moeten met allerhande chemicaliën om het whiteboard weer schoon te krijgen.

Dus….voor een whiteboard gebruiken wij voortaan een WHITEBOARD-STIFT! en voor papier gewone stiften.

Het volgende punt: BEAMERS dienen na gebruik afgekoeld uitgeschakeld te worden. Het apparaat geeft dit zelf ook aan (lampje). Als na gebruik direct de stekker uit het apparaat wordt getrokken zonder af te koelen gaat deze dus heel snel stuk.

Laat u een beamer vallen zonder dit te melden, dan kost dat onze organisatie 1300 EURO.

Beamers zijn dus gevoelige apparaten waarmee zuinig omgegaan dient te worden.

Gaarne voor deze zaken eerst KIJKEN, NADENKEN en dan PAS DOEN.

De huismeester

Wie kent hem niet? Hard werkend probeert hij de boel in het gareel te houden. Baalt van klachten die anderen veroorzaken maar bij hem op het bordje komen. Ziet collega’s die gewoon hun gang blijven gaan. Hoe vaak heeft hij het al gezegd? Dan nog maar een keer op de mail, aan iedereen. Net als dit briefje op een damestoilet bij een bank:

Heb je doorgespoeld? Is de nieuwe wc-rol weer opgehangen?

Heb je, indien nodig de spuitbus gebruikt?

Dank je wel namens alle dames van de afdeling.


Maar heeft het zin? We lezen zo’n briefje, voelen ons niet aangesproken. De kans is groot dat er bij het eerstvolgende foute gebruik van een marker een grap over de huismeester gemaakt wordt.

Huismeestermailtjes en toiletbriefjes kom je vooral tegen in grotere organisaties en organisaties die functioneel zijn ingericht. Taakverdeling staat er centraal. Persoonlijkheid, sociale verbanden zijn franje of leiden af van de rationele modellen en de bedachte doelen die bereikt moeten worden.

Hang je in dit soort omgevingen geen briefje op maar spreek je iemand persoonlijk op de misstand aan: ‘Doe je dat thuis ook?’ Dan ben je impertinent. Zo’n vraag hoor je hier niet te stellen. En natuurlijk doen ze dat thuis niet.

Waarom hier dan wel? Het heeft alles te maken met de functionaliteit van de organisatie. Je wordt afgerekend op je taak, de uitvoering van je afgebakende opdrachten, het bereiken van afgesproken resultaten. Privé, persoonlijk, sociaal, dat is vooral voor thuis. En daarmee verschijnen je goede manieren – die onlosmakelijk verbonden zijn met ‘sociaal’- ook niet op het werk.

Veel bedenkers van functionaliteiten en taakafbakening zien niet dat ze daarmee tegelijkertijd linken doorsnijden die medewerkers impliciet samenbinden en samen verantwoordelijk houden voor hun werk. Door de functionele opdeling zijn de verkeerde markers en de kapotte beamer niet een gedeeld probleem, maar het probleem van de huismeester geworden. Het staat niet in jouw taakomschrijving. Daar maak je je dus niet druk om.

Wie zich wel verantwoordelijk gaat voelen en verbindingen maakt, krijgt commentaar: “Daar gaat een ander over.” Of “Waar bemoei je je mee?” Zelfs medewerkers die van huis uit sociaal zijn, laten dat gedrag op een gegeven moment in zo’n omgeving wel uit hun hoofd.

Tenzij je dit allemaal, met elkaar echt een vervelende situatie vindt. Dan is zo’n mailtje van de huismeester een teken dat de werksfeer te functioneel geworden is waarin gewone dingen niet meer gebeuren. Dan praat je er tijdens de koffie en het werkoverleg met elkaar over. Dan spreek je elkaar er op aan als het weer gebeurt en steek je er energie in om de volgende keer niet meer te laten gebeuren. En dan zul je zien dat hetzelfde geldt voor het opruimen van vuile koffiekopjes, de printerlade met nieuw papier aanvullen…. Dat wil niet zeggen dat je werk van een ander gaat zitten doen, maar je werkt samen. Je houdt rekening met elkaar en blijft het grotere geheel van jullie werk tezamen zien. En daarin help je soms en wordt je soms geholpen. Zijn er dan nog steeds huismeestermailtjes of toiletbriefjes?

Door Imelda Schouten

Column: Tussen sinterklaas en het nieuwe jaar

Elke morgen kijk ik BBC breakfast. Het biedt een bij deze dagen prachtig passende mix van de nieuwste kleerscheuren in de financiële wereld en de gevolgen voor de gewone man: medewerkers van Woolworths die vlak voor kerst hun baan verliezen, ouders met baby’s die op 26 december hun huis moeten verlaten, tips over hoe je met 10 pond een kerstdiner op tafel kunt toveren en het advies om dit jaar beter niet dronken te worden op de bedrijfsborrel. Wie weet vlieg jij er als volgende uit.
Tegelijkertijd stromen warenhuizen vol: “Het is maar één keer kerst. Er zijn al genoeg vervelende dingen. En je ziet iedereen toch shoppen?” De ingevlogen psycholoog sprak over ‘ontkenning’.

Kinderen leren al vroeg: je huisdier gaat ooit dood en sinterklaas en de kerstman bestaan niet. Hard, maar het hoort bij het leven. Maar niet bij investeringsmodellen, zo lijkt het. Veel volwassenen die daarin rondlopen geloven nog steeds oprecht in sinterklaas of hopen zonder spoor van twijfel dat bomen tot in de hemel groeien: dipjes zijn tijdelijk, groei is vanzelfsprekendheid en faillissementen zijn persoonlijke fouten of verzekerbare verschijnselen.

De nieuwste episode in de ‘creditcrunch’ was natuurlijk Madoff met zijn piramidespel. Hij beloofde aan partij A rendementen van 11 %, die hij financierde met inleg van partij B aan wie hij 11% beloofde die hij financierde met inleg van partij C. Zoals iedere Tros Radar-kijker weet, kunnen piramidespellen veel opleveren, maar het gaat altijd mis: als de piramidebouwer er ‘zolang het nog kan’ met het geld vandoor gaat, of zoals bij Madoff: als de stroom nieuwe inleggers opdroogt. Madoff had blijkbaar veel gelovers of hopers: 50 miljard dollar is op dit moment ‘weg’. Dit leidt weer tot een lawine van faillieten waarvan je niet weet waar, met welke snelheid en met welke omvang en schade die zich zal voortplanten. Pas nu de lawine loskomt, wordt er geklaagd over toezichthouders die niet goed gekeken hebben, over valse voorwendselen en fraude.
Klaagden de beleggers ook toen het rendement binnenkwam?

Even terug naar sinterklaas. Zolang kinderen geloven, geloven ze. Verleiding en pracht slepen de kleintjes mee. Zelfs ouders die zich voor hun neus omkleden of dronken sinterklazen doen er niets aan af. En een goede ouder vertelt sprookjes voor het slapen gaan en helpt kinderen spoken te bezweren, alsof die ook bestaan.
Maar als je in het land van de volwassen wordt toegelaten, ga je opeens pa’s horloge aan de pols van sint herkennen, tante Thea als de drukke huppelpiet en de ingespannen achteloosheid waarmee je moeder de geloofsstatus bij je broertje peilt. Ontnuchterend wellicht. Al is dit deel van volwassen worden: je ouders werken hard voor jouw cadeautjes en goudvis Sammy blijkt inmiddels Sammy 3 te zijn, z’n voorgangers verdwenen in de kliko.

Als je het eenmaal ziet, zie je het. Inleggers bij Madoff zijn volwassenen die in sprookjes zijn blijven geloven die door banken en beleggers werden verteld. Wie twijfels uitte zag spoken. Je kunt zeggen: inleggers zijn nooit volwassen geworden. Ze vinden dat toezichthouders de sprookjesvertellers beter hadden moeten controleren. En overheden moeten hen nu (financieel) bijstaan, de rechter is hun reddingsboei.
De weg naar volwassenheid kan pijnlijk zijn, ontmaskert. Deze fraude is een les in realiteitszin en waarnemingsvermogen: voor economen, toezichthouders en overheden, maar vooral voor inleggers. Als je het eenmaal ziet, zie je het.

Het spel van Madoff appelleert aan je waarnemingsvermogen en realiteitszin. Dat is prima voor iedereen, al is het wrang voor wie zijn pensioenvoorziening erdoor is kwijtgeraakt. Waarnemen levert dingen op, die je direct beleeft in het moment zelf. Bijvoorbeeld dat je aan het begin doorziet dat Madoffs piramide niet zal kunnen houden. En dat inleg daardoor het meest wegheeft van gokken. Of dat minder geld in deze tijd niet automatisch betekent dat het slechter met je gaat. En je waarnemingsvermogen zorgt ervoor dat je nog meer geniet van kinderen uit volle borst zingend voor de open haard, omdat je weet dat het romantiek is die vergaat.

Ik wens iedereen de komende dagen sprookjes toe, omgord door een liefdevolle volwassen realiteitszin voor het nieuwe jaar!

Door Imelda Schouten

Column: Poppen praten niet terug

Regelmatig verschenen de afgelopen tijd mailtjes van bekenden in m’n box: “Pietje Puk sent you an invitation to connect as friends on Pulse on September 22. That invitation will expire soon! Plaxo is free, easy to use and takes only a minute to join. Come see what Pietje wants to share. Thanks!”
Ik loop niet voorop met het inrichten van m’n Hyves-pagina of Twitteren, maar het aantal uitnodigingen groeide zodanig, dat ik de dinosaurusschubben op mijn rug steeds verder voelde uitdijen. Tijd om in te loggen.
Je geeft je e-mailadres, naam en je geboortedag, kan niet zonder dat laatste. Als je laat weten dat je een adressenbestand in gmail hebt, grijpen tentakeltjes razendsnel om zich heen en pling! een halve seconde later kijk je tegen namen en fotootjes van allerlei bekenden en iets minder bekenden aan. “There are 200 people you may want to connect with.” Beklik je er eentje, dan popt er direct een nieuwe uit het netwerk erachter op die je misschien ook wel kent. Een heel stuk heden en vooral verleden trok zich voor me open.

Het voelde alsof ik in een grote witte ruimte liep, als enig mens tussen alleen maar witte paspoppen, die doen alsof ze op een receptie zijn en die een foto van een echt mens nogal scheef op hun voorhoofd geplakt hebben zitten, of een naamkaartje aan een hand hebben bungelen zodat je ze kunt identificeren.
De poppen praten niet direct terug. Je voelt je er niet in thuis als je in een sociale oriëntatie staat. Wil je in contact komen met echte mensen, dan moet je van alles expliciteren: wil je met hen ‘connecten’ als ‘friend’, ‘business’ of ‘family’. Meerdere opties tegelijk gaat niet. Veel communicatie verloopt indirect via de mail. Er wordt bijgehouden welk percentage je inmiddels van je profiel hebt ingevuld. Foto’s scoren daarin hoog. De meesten hebben die niet geüpload (in goed Nederlands). Je lijkt eerder uitgenodigd te worden om te gluren dan om bekeken te worden.

Sites als Hyves, Facebook, Plaxo worden wel ‘sociale netwerken’ genoemd, al zijn ze het niet. Het zijn profielensites. Ze nodigen uit tot rationeel en strategisch handelen, met in de zijlijn een link naar sociaal contact. De sites groeien door mensen die hun life-contacten uitnodigen en daarmee bewust of onbedoeld sociale druk uitoefenen op vrienden en bekenden om hun profiel aan te maken, want vrijwel de hele vrienden- of kennissenkring heeft zich er inmiddels gevestigd. Vaak neemt daarna snel de activiteit af: een paar keer kijken en je profiel updaten, als je je wachtwoord inmiddels niet vergeten bent. De tijd en aandacht blijft vooral zitten waar die al zaten: in de realiteit met life-contactn en afspraken. Telefoonnummers en (email)adressen zijn immers al tijden in bezit, daar heb je de sites niet voor nodig en daar staan adressen meestal ook niet op.
Deze internetplekken bieden vooral functionele mogelijkheden: voor mensen die het leuk vinden hun eigen huisje op internet in te richten en daar graag tijd in doorbrengen. Regelmatig losgekoppeld van wat anderen daarvan vinden: dat ze uren alleen achter de pc zitten en wat ze precies in die profielen wegschrijven en verbeelden. De sites zijn gebaseerd op zelfreferentialiteit en rationaliteit van mensen. Ze zijn erg handig voor nieuwe contacten: er doemen netwerken voor je neus op die je vroeger alleen via veel zoeken en praten kon achterhalen en die je nu gemakkelijker kunt bereiken. Ze bieden business opportunities: welke nieuwe anderen kunnen jou wellicht helpen bij het realiseren van jouw doelen? Of ze die waarde ook hebben, blijkt als je in het echte leven met elkaar tot verbinding en afspraken komt en de sociale oriëntatie van elkaar zichtbaar wordt en tot leven komen kan.

Meer hoeft er niet mee, kan er niet mee. Voor sommigen kansen te over, voor anderen wellicht jammer. Ikzelf voel me inmiddels van een zekere sociale druk verlost en zoek van de week eens uit welke zakelijke mogelijkheden er voor onze organisatie lijken te liggen. En nu ga ik lekker thee drinken, op een echte bank samen met een echte leuke man.

Door Imelda Schouten

Column: Hoe we met Sezen verschil maken

Er heerst verwarring. Al snel wordt naar de media gewezen die te weinig oog zouden hebben voor achtergronden of niet in staat zijn belangrijke en onbelangrijke bewegingen van deze tijd uit elkaar te houden. Dat wordt ook erkend. Zo heeft het NRC besloten journalisten vrij te maken om de komende jaren aandacht te kunnen besteden aan de zoektocht naar de fundamentele bewegingen van deze tijd. Daarmee wordt niet bedoeld dat er een zoektocht moet ontstaan naar de fundamenten van een religie, maar naar bewegingen die veranderingen in de wereld drijven.

Je ziet bijvoorbeeld twee bewegingen die tegenstrijdig lijken, maar wel deze tijd zeer typeren. De een is grootschaligheid, die tot uitdrukking komt in gebruik van hetzelfde product overal ter wereld ongeacht achtergrond en culturele differentiatie. Dat kan alleen bij gebruik van systemen door organisaties die wereldwijd opereren en met ordeningen over landsgrenzen heen om dat voor elkaar te krijgen. Je ziet het op elk terrein: van CNN tot El Jazeera, van McDonald’s tot Microsoft, van Boeing tot Deutsche Bank. En je ziet allerlei samenwerkingsvormen tussen overheden ontstaan: van de G8, tot het samenwerkingsverband van Aziatische Staten, landen om de Middellandse zee of in Afrika. En je ziet samenwerking die gebaseerd was op idealen, vrijheid en wederzijds begrip beklijven in structuren die de overstap maken naar construeren & macht. Mensen ervaren het als dwang en knechtschap. Met de Europese Unie als stralend voorbeeld.

Tegenover deze beweging staat de versterking van de eigen identiteit van mensen. Technologische toepassingen zoals mobiele telefonie, e-mail, blogs, sociale netwerken op internet hebben daaraan bijgedragen. Maar ook specifieke arrangementen waarbij je als zelfstandige-zonder-personeel meer vrijheid hebt en je kunt laten inhuren bij verschillende opdrachtgevers. Je ziet dat mensen zich verbinden met de groep waarin ze leven, de plaats waar ze wonen, de cultuur waaraan ze gehecht zijn of in zijn opgegroeid: Vlamingen die meer ruimte willen voor hun eigen identiteit; Wales, Schotland en Engeland die op de separatistische toer zijn. Voormalig Joegoslavië wordt steeds verder in autonome staatjes opgedeeld en Zuid-Ossetië en Abchazië worden door de Russen erkend als onafhankelijke staten.

Die tegengestelde bewegingen zie je ook in organisaties. Ziekenhuizen die een steeds grotere schaal zoeken en verpleegkundigen die voor zichzelf beginnen. Of gemeenten die fuseren en tegelijkertijd ruimte willen geven aan woonkernen om zich te profileren en ontwikkelen.

De oudere garde gaat anders met de nieuwe mogelijkheden om dan de jongere. Ouderen willen samenwerking vaak graag in een organisatie onderbrengen, zodat mensen gaan werken in opdracht en onder regie van de organisatieleiding. Maar jongeren werken samen zolang het past en het ieders persoonlijke doelen dient. Is dat niet meer het geval dan stoppen ze ermee om eventueel weer met anderen verder te gaan. Organisaties moeten in die optiek dienend zijn, geen doel op zich worden. En natuurlijk: wie meer mogelijkheden heeft, kan meer vrijheid ontwikkelen en heeft meer ruimte nodig om eigen keuzes te maken.

Wat opvalt is dat er steeds minder organisaties en mensen zijn die het hele plaatje laten zien. Journalisten op tv zijn presentatoren geworden en laten zich door kijkcijfers leiden. De kranten verkeren in een overlevingsslag en worden steeds meer bedrijfseconomisch aangestuurd. Wetenschappelijke instituten zijn bang gekort te worden als ze tegen het beleid van een departement ingaan of hun geldschieter niet steunen. (Momenteel loopt daar een discussie of organisaties die het beleid van de geldgever bekritiseren, gesubsidieerd moeten worden.) (Serieuze) media worden steeds meer gebruikt voor marketing en propaganda, vaak zonder dat duidelijk te communiceren.

Er is behoefte aan mensen en organisaties die het hele plaatje willen laten zien en die het referentiekader erbij geven waarmee ze kijken. Die onafhankelijk zijn en overzicht hebben, op grote schaal kunnen denken en op een menselijke maat kunnen handelen. Die informeren maar niet beslissen of zeggen dat je dit of dat moet. Die verantwoord kiezen mogelijk maken, zonder dat zij vóór jou kiezen. Niet alleen op de grote issues, maar in elke situatie waarin ‘zien wat speelt’ complex kan zijn.

Wie de site van Sezen volgt, kan zien dat we in onze ontwikkeling nu het stadium bereikt hebben waarin het mogelijk wordt op basis van oriëntaties te laten zien wat speelt, overzicht te ontwikkelen en tegelijkertijd praktisch te zijn. Stichting Sezen doet dat vanuit een onafhankelijke positie die we niet alleen koesteren, maar die ook noodzakelijk is om te kunnen zeggen wat je ziet, terwijl elk van de uit Sezen ontstane satellieten mensen en organisaties verder helpen door zich met hen te verbinden.

Door te zien wat speelt wordt het mogelijk te begrijpen wat – onbenoemd maar wel gevoeld- in de weg zit. Dan krijg je antwoord op de vraag: Zijn zij gek of ben ik het? Als je oriëntaties op die manier gebruikt, ontwikkel je kracht tegenover onbenulligheid, onverschilligheid, middelmatigheid, tegen macht die onwetendheid en gebrek aan inzicht exploiteert en transformeert in angst. Je krijgt zo een middel om de ander te ontwapenen, te herkennen waarin je zelf gelooft en te kunnen doen waar je achter staat. We genieten nu al van uw feestje.

door Wim van Dinten & Imelda Schouten

Column: Kiezen

Hoewel het oude schooljaar nog niet is afgelopen, stromen de winkels al weer vol met schoolartikelen. Er wordt een fortuin uitgegeven aan schriftjes, rugzakken, agenda’s en frivoliteiten die het leven van een leerling veraangenamen. Keuzevrijheid noemen we dat. Maar je moet wel kiezen, dat is beslissen wat je wilt. Hoe doe je dat?

Ik stel me zo voor hoe kinderen vroeger konden verlangen naar hun verjaardag, een nieuw boek of zelfs nieuwe schoenen. Hoe ouders uitkeken naar vakantie of de nieuwe auto. Er werden afwegingen gemaakt, vaak gebaseerd op schaarste. Er was niet veel te kiezen.
Kinderen worden nu al jong met kiezen geconfronteerd: chocopasta, hagelslag, salami, Bob de Bouwer smeerworst of toch maar yoghurt? “Ja, we beginnen er al vroeg mee, en ze zullen het hun hele leven moeten doen.” Kiezen is een nadrukkelijke vaardigheid geworden. Leerde je vroeger tevreden zijn met wat je had, nu moet je leren kiezen uit overvloed.

Kiezen is niet gemakkelijk. Je kunt keuzes een tijd uitstellen door én-én te doen: en pindakaas en jam en hagelslag op brood. Met vrienden op wintersport, met de kinderen naar Disneyland en de derde vakantie samen weg. De logeerkamer ombouwen tot inloopkast zodat je plek hebt voor je nieuwe kleding. Maar op een gegeven moment is de tijd vergeven, je energie op, de ruimte vol. Dan moet je kiezen wat je weggooit, waar je tijd aan geeft, waarop je je energie richt. Materiële welvaart gaf ons zeeën van nieuwe mogelijkheden en blijken soms oceanen te worden waarin we fysiek en geestelijk kopje onder kunnen gaan.

Kiezen. Jij. Zelf. Vrij. Zo doen we dat nu.
Vroeger bepaalden je ouders, de kerk, de buurt wat goed en fout was. Niet altijd leuk, maar ook duidelijk en het gaf troost en geborgenheid. Je moet het nu alleen doen en dat is in decennia van emancipatie zo gestimuleerd. Het is immers je eigen vrijheid, jouw keuze. En daar sta je dan opeens. Alleen.

Je kunt aan kiezen ontsnappen door gewoon te pakken wat voor je ligt en het laten liggen als je het zat bent. Je blijft pakken en pakken. Je kiest niet maar wordt geleefd tot je merkt dat je te dik wordt of op een andere manier jezelf tegenkomt. Je moet dan bewust leren kiezen maar hoe doe je dat? Heb meelij met kleintjes die vertwijfeld naar de ontbijttafel staren.

Nu benzine steeds duurder wordt, net als voedsel en energie, moeten steeds meer mensen in ons land nieuwe keuzes maken. Wat laten ze staan? Kleding, drank, vakantie, een nieuwe auto? De hond wegdoen, zoals in Groot-Brittannië steeds vaker voorkomt? Je kunt daarnaar kijken als verval en achteruitgang. Je kunt het ook zien als terugkeer naar de realiteit waarin een zee aan mogelijkheden niet vanzelfsprekend is, niet altijd past bij de omstandigheden waarin we leven.
Je leeft makkelijker als er minder te kiezen valt. De echte slachtoffers zijn zij die nu steeds moeilijker aan eten – rijst – komen. Wat kunnen we doen waaruit blijkt dat we voor hen kiezen?

Door Imelda Schouten

Column: Natuurtekort.

Heb je daar al van gehoord? Het is zelfs ernstig natuurtekort. En kinderen zouden eraan lijden. Het wordt in direct verband gebracht met ADHD, overgevoeligheid en depressiviteit. Kinderen van nu proeven, ruiken, ontdekken en bewegen niet meer. Natuurmonumenten en allerlei andere partijen springen hier direct op in om workshops aan te bieden. Er zijn speciale speelplaatsen waar kinderen blauwalgvrij water in kunnen, in veilige bomen kunnen klimmen, door gifvrije struiken kunnen rauzen.
Nou kan ik me er wel iets bij voorstellen: er zijn inmiddels genoeg kinderen die liever binnen met hun Nintendo spelen dan buiten in de kou een kinderachtige sneeuwpop maken. Als het een keertje sneeuwt, staan volwassenen buiten sneeuwballen te rollen in een vlaag van jeugdsentiment en vragen zich af wat er sindsdien allemaal veranderd is.
Natuurtekort. Ouders die bang zijn voor teken, doorns en ander natuuronheil dat hun kinderen kan aantasten en hen daarom maar binnenhouden. Terwijl de eerste de beste ballenbak bij Mcdonalds of Ikea veel meer infectiegevaar oplevert.

Verleden week reden we door Torremolinos. Zon, zand, zee. Toch? Hoe dichter we de plek des onheils naderden, hoe grijzer het werd. Flat na flat na flat met balkons aan de zeezijde, maar de ene in de schaduw van de andere. Disco na hotel na eettent na casino na souvenirwinkel na parkeerplaats. Lekker naar de zon op vakantie!
Nadat we ons door een dikke brij smalle steegjes met eenrichtingverkeer heengewurmd hadden, kwam dan toch het blauw in zicht. Via plankieren waarop zelfs rolstoelers en kinderwagens goed kunnen rijden, is de zee tot op 2 meter benaderbaar. Er zijn nog maar 4 stappen door het vervelende zand. Zonnebedden opgesteld in nette rijen, ieder onder een rieten parasolletje. Een boulevard kiosken, kermisattracties en daartussen ingevlogen palmbomen (verboden parasols in het gras te steken!). Toen we via de bergroute wegreden, zagen we hoe de bebouwing er nog steeds als een snelgroeiende witschimmel om zich heen grijpt. Hoe bedoelt u, natuurtekort?

En weet je wat het gekke is, het went. Veel mensen valt het niet eens op. We zijn net kikkers, die het ook niet merken dat ze in langzaam warmer wordend water op een gegeven moment verontwaardigd tot de conclusie komen dat ze gekookt worden. En dan is het te laat.
Ik krijg ontzettende hoofdpijn van het feit dat allerlei natuur niet meer vanzelf kan ontstaan en overal aan banden wordt gelegd. Dat parken plaats maken voor parkeerasfalt. Dat Natuurmonumenten spreekt over maken van nieuwe natuur. Dat de Pietersberg door de Enci is veranderd in een Pietersgat. Misschien handig om er een buitenmaats zwembad van te maken als door de opwarming van de aarde straks zelfs Limburg volstroomt?

Nee, dan is het heerlijk als ik buiten loop, in het waterige lentezonnetje met m’n nichtje van 3. Midden in de stad. “Daar liggen blaadjes en kastanjes! Mag ik die pakken? Is dat vies?” Ze kijkt me vragend aan. “Maakt niet uit meid, gewoon een beetje modder.” Twee grote esdoornbladeren, takjes, kastanjes en pluizebolletjes verdwijnen in het Hematasje naast de netgekochte pyjama. We vermaken ons anderhalf uur met de vondsten, die in ontlede vorm aan opa moeten worden opgestuurd. Iets wat in gepimpte versies nu voor een aardig bedrag door animators op kinderpartijtjes wordt aangeboden. Mijn kleine nichtje is mijn feestje. Puur natuur.

Door Imelda Schouten

Column: Dossier Chantal Sébire

Een paar dagen terug wakker geworden door de radio. Rob Trip vertelde dat een Franse vrouw er niet in geslaagd was een euthanasieverzoek gehonoreerd te krijgen bij de rechter. Ik hoorde haar zachte vastberaden stem dat ze niet in beroep zou gaan en overwoog naar België, Zwitserland of Nederland te vertrekken. Ze speelde even in mijn hoofd en daarna was het de dagelijkse routine van opstaan en aan het werk.
Gistermorgen was ze er weer. Ingeklemd tussen de slechte beursberichten en het nog slechtere weer. Chantal Sébire was in haar huis gevonden. Onderzoek moet uitwijzen op welke manier ze overleden was. En weer verdween ze even snel als ze gekomen was. Tot ik ’s middags de e-mailversie van de krant kreeg. Opeens kreeg ze een gezicht. En ik schrok. Door wat ik zag. En door de constatering dat ik ook een kind van deze tijd ben en iets blijkbaar pas echt binnenkomt als ze het ziet. Chantal was 52, voormalig onderwijzeres en had een ernstig misvormd gezicht door een grote tumor in haar hoofd. Behandeling kon niet en morfine werkte niet. Ze was blind geworden en leed aan ondraaglijke pijnen.
In Frankrijk zijn de regels dat actieve euthanasie niet toegestaan is. Regels bedoeld om mensen te beschermen tegen onnodig of ongewild overlijden. Regels bedoeld voor een meerderheid, met als logische zwakte dat er altijd schrijnende voorbeelden zijn van mensen die dan juist aan hun lot overgelaten worden. Misschien voelden ze zich ellendig, maar de rechters waren onverbiddelijk.
Ik moest denken aan het recente Amerikaanse onderzoek naar waterboarding. Een verhoortechniek waarbij gevangenen het gevoel krijgen te verdrinken. Viel dit onder het normale Amerikaanse repertoire om informatie los te krijgen of was het folteren? Na de Tweede Wereldoorlog zijn verschillende Japanners op aandringen van de VS veroordeeld omdat ze deze techniek op Amerikanen hadden toegepast. Elke ondervraagde Amerikaanse politicus, deskundige, militair sprak dezelfde duidelijke woorden: het valt onder het normale repertoire om informatie los te krijgen. Tot de laatste vraag van de onderzoeksvoorzitter: ‘Sir, if it would happen to you, how would you classify this action?’ Het bleef even stil. De rechte rug van de man zakte in en hij antwoordde: ‘torture’.
Regels worden vaak gebruikt om het eigen gelijk te regelen. Ze gelden dan voor anderen en niet voor jezelf. Maar vaak worden regels ook opgesteld om zoveel mogelijk mensen te helpen. Als ze echt zo goed bedoeld zijn, is het dan niet even belangrijk te zien wanneer ze tekortschieten? Wanneer helpen via regels niet meer helpt? Alles wat dan rest is inlevingsvermogen, meeleven en iemand helpen op een manier waarbij ze zich ook echt geholpen voelt.
Ik hoop dat Chantal Sébire niet alleen was toen ze stierf.
Door Imelda Schouten

Column: Een blauwtje lopen – 2

De staking van de agenten duurt voort. Op grote schaal wordt nu het werk neergelegd. Agenten hebben niet eens meer zin om de straat op te gaan, ze blijven wel koffie drinken op het bureau. Ze zijn het zat. Voor leerkrachten is inmiddels 1,5 miljard vrijgemaakt. Het geld is er blijkbaar. Koffie blijven drinken dus.
Als je hoort dat een brigadier 1850,- netto per maand heeft, tegen 4400,- gulden in 2000, dan begin je te begrijpen dat het geen vetpot is. In de Volkskrant een relaas van een brigadier die naast zijn volledige werkweek via zijn eigen glazenwasbedrijfje bijverdient. Ruiten poetsen levert netto 7,50 euro meer op dan een uur voor de veiligheid van de buurt zorgen. De man overweegt serieus te stoppen, terwijl hij al l8 jaar diender is. En hoevelen met hem?

Vroeger werd het salaris van de politie-agent vergeleken met dat van de onderwijzer, de gemeentesecretaris. Ze deelden met elkaar dezelfde context, kenden elkaar in een sociaal verband, hadden een positie in de lokale omgeving. Het salaris werd door zijn directe omgeving bepaald. Zijn buurt- of stadsgenoten kunnen zeggen wat zo’n politieman hen waard is, omdat ze weten en ervaren wat die voor hen betekent. Nu wordt zijn salaris berekend vanuit een bedacht systeem, waarin staat omschreven welke taken hij moet uitvoeren, en welke prijs aan dat uitvoeringsniveau hangt. De politieman is een kostenpost geworden, de wijksurveillance een product. Dat ziet er misschien efficiënt uit, effectief is het niet. De veiligheid er niet door toegenomen. Maar de ‘functionarissen’ zijn wel minder gemotiveerd geraakt en hun aanzien en invloed is afgenomen.

Ik maak me sterk dat ze dat salaris nog niet eens het allerergst vinden. Je ziet regelmatig agenten op straat lopen die meer met elkaar bezig zijn dan met hun omgeving. Ze worden soms nageroepen, vaak genegeerd of niet serieus genomen. Er zijn meer beveiligingsmensen in private dienst dan politie-agenten. Hoe wil je agenten weer in een positie krijgen dat burgers accepteren dat ze hun de les mogen lezen? Of dat de politie dingen mag die zij niet mogen, maar die op de een of andere manier bijdragen aan het grote goed (op invalideparkeerplaatsen parkeren, met de surveillancewagen door straten rijden waar auto’s verboden zijn)?

Verbondenheid tussen agenten en hun burgers is de afgelopen jaren door de steeds meer centraal geleide politie-organisatie met zijn systemen uitgehold. Wie weet hoe zijn wijkagent eruit ziet? Laat staan hoe hij heet? – Oh, hebben wij dan een eigen wijkagent?
Agenten komen netto slechts 2 uur per 8-urige werkdag op straat en zijn verder bezig met administratie en andere dingen aan de binnenkant. Ze zijn steeds meer taakuitvoerders geworden, in tegenstelling tot de toestandbewakers met de zorg voor de mensen om hen heen die ze vroeger waren. Meer salaris zou het aanzien versterken, hoor je uit vakbondskringen. Vergeet het maar. Het helpt alleen voor je bestedingsruimte, maar aanzien krijg je alleen van je omgeving.

Geef de agent weer terug aan zijn omgeving en zie dan wat er mogelijk is. Uit de stakingen blijkt hoe goed ze weten waar ze burgers mee kunnen helpen en wat veilig en onveilig is. Laat ze weer de baas en hulp zijn in hun eigen gebied: directer ingrijpen, eigen veiligheidsacties die voortkomen uit het gebied en niet vanuit een prestatie-indicator uit Den Haag. Lokale samenwerking met bewoners, ondernemers, politici zullen sneller tot meer veiligheid, afname van criminaliteit en niet te vergeten: kostenbesparingen leiden. Hoe meer contextgedreven een agent is, des te waardevoller hij is voor zijn omgeving. Zo’n agent is bekend en wordt gekend. Hij zal directer aangesproken én afgerekend worden. Dat kan ook gemakkelijk. Er is werk te over. Laat de omgeving dan ook zijn salaris bepalen: het zal vast stijgen.

Door Imelda Schouten