Tagarchief: Imelda Schouten

Column: Een blauwtje lopen?

De politiebonden voeren actie om meer salaris. Ze proberen de minister onder druk te zetten door politiebureaus te sluiten en geen bonnen te schrijven voor lichte overtredingen. En deze week zijn ze ook gestopt met bekeuringen voor ernstige overtredingen, ‘zolang het geen gevaar voor andere burgers oplevert’.
Prima die acties! Ze zijn vast bedoeld om minder geld de schatkist in te laten stromen, en om te laten zien dat als ze niks doen het minder veilig op straat is. Maar volgens mij kan die druk wel eens andere gevolgen hebben dan de politiemannen- en vrouwen voor ogen hebben.
Want kijk eens op een andere manier naar diezelfde stakingen: agenten blijven niet binnen zitten, het bureau is toch dicht. Wat kunnen ze dan doen? Ze willen het publiek laten weten dat ze boos zijn en meer geld willen. Ze gaan naar buiten, maken straten schoon, helpen in bejaarden- en verzorgingstehuizen. Het winkelende publiek en de patiënten kunnen het wel waarderen. De straat wordt schoner, oudere en zieke mensen worden opeens geholpen, met meer mensen wordt een praatje gemaakt. Er is blauw op straat dat niet rondkijkt om te bekeuren, maar in uniform een zeker gevoel van rust en veiligheid uitstraalt, want je weet als het er echt om hangt, zijn ze er.

En weet je, het zou me nou helemaal niet verbazen als blijkt dat op sommige plekken het even prettiger, veiliger wordt ervaren dan wanneer de politie haar werk op de normale manier doet. Je hoeft nu niet direct bang te zijn voor een bekeuring voor een kleine overtreding, en het zou zomaar kunnen dat mensen zich wat relaxter bewegen, zich weer meer zelf verantwoordelijk voelen, en die actievoerders laten zien dat ze maar een duffe baan hebben met het uitschrijven van bonnen die eigenlijk helemaal niet nodig zijn. Maar ook dat agenten nu dingen horen, verschijnselen zien die ze in hun normale patroon niet meemaken en die juist een sleutel blijken te zijn om de orde en veiligheid te verbeteren. Het zou zomaar kunnen, en het zal zeker gebeuren als het lang genoeg duurt.

Maar veel agenten of liever gezegd: vooral hun bazen, de bonden en politici kijken helemaal niet zo. Die zijn bezig met macht tegen macht, met geld. Het bestuur van de politiebond zei in het NRC van afgelopen zaterdag dat “de publieke opinie steeds meer begrip lijkt te krijgen voor de politieacties”. Ja, maar het is geen begrip voor de agenten en hun mogelijk lage salaris. Burgers staan sympathiek tegenover de manier waarop ze actie voeren: ze maken straten schoon en helpen in bejaardenhuizen en dat wordt gewaardeerd.
De bonden denken met de stakingen druk uit te oefenen en willen helemaal niet weten dat afwijking van de normale ordehandhaving wel eens nieuwe en mooiere resultaten kan opleveren dan de gebruikelijke geplande werkzaamheden. Ook politiebazen en politici kijken niet zo en waarschijnlijk duren de acties te kort om zulke effecten voor hen zichtbaar, laat staan meetbaar te maken. Want bij de politie zijn ze dol op meten.

Als de minister slim is, rekt ze de onderhandelingen, kijkt ze het allemaal eens aan en laat ze het lang genoeg duren om dit soort positieve effecten te kunnen meten. Een bijkomend voordeel kan dan nog zijn dat duidelijk wordt hoe er zelfs geld bezuinigd kan worden, omdat blijkt dat veiligheid op heel andere manieren veel effectiever op straat tot stand komt. Wedden dat het dan met Oudjaar 2008 minder onrustig is? We moeten het dan als burgers immers weer zelf doen. Daar kan geen politieactie tegenop.

Door Imelda Schouten

Column: Conserveren is meer dan mooie dingen laten zien

Het museum had een prachtig gesneden houten deur, met even mooi koperen beslag. Jugendstil, dat zag je zo. Binnen heerste rust. Je ging vanzelf zachter praten. De rondgang begon met een kamer waar een groot touw voor hing, tot daar mocht je komen en kon je de meubels, schilderijen en lampen bewonderen. Ruim 100 jaar lag die kamer er al zo bij. Dan de gang door waarin stoelen stonden met bordjes of je er alsjeblieft niet op wilde gaan zitten, of je de balustrade niet vast wilde grijpen als je de trap opging. Het glaswerk in de vitrines was prachtig. Het licht dat door gekleurd glas gefilterd werd, details van dieren en bloemen. Vaak helemaal gaaf, soms scherven die weer aan elkaar geplakt waren. De slaapkamer ademde haar eigen sfeer. Een prachtig bed en ranke lampen. De kasten, stoelen, tapijt, de open haard en het schilderij hoorden bij elkaar, vormden samen een geheel. Op de muur een foto van een helblauwe vaas die in 2003 bij een brand verloren was gegaan. You don’t know what you got till it’s gone, zong door mijn hoofd. Hoe zou het zijn om hier een eeuw terug in te slapen? Om dit je slaapkamer te mogen noemen? Hoe is het leven in dit huis geweest? De geest van die tijd waarde nog rond, maar je kwam toch vooral hekjes en touwen tegen, versleten tapijt, vergeelde kaartjes, nieuwe stopcontacten, nooduitgangbordjes en spotjes die de meubels in het licht zetten.

Ik had er nooit geleefd, was er in de hoogtijdagen geen deel van geweest. Het huis en de bezittingen waren mooi, een weldaad voor oog en hart en tegelijk ook triest. Hier ga je niet met kinderen heen. Die bewegen graag, lachen, willen op stoelen zitten, de piano uitproberen. Vanuit die optiek waren we in een mausoleum geweest.

In musea wordt je respect bijgebracht voor het verleden en wat daarin ontstond, voor het vakmanschap en het oog voor detail, de manier waarop mensen toen keken, dachten en deden. Zo raken we verbonden met ons eigen verleden. Daarin zit de legitimatie van musea: conservering en restauratie van ons culturele erfgoed. Er ontstaan zo oases waarin de tijd heeft stil gestaan, waar je de drukte buiten kunt laten, je mag genieten van details, enthousiast worden over creatieve vondsten, in vervoering raken van beelden, je mag je verbazen over technieken en manieren van denken en kijken. Maar musea zijn ook enclaves die van hun omgeving zijn vervreemd omdat buiten niets stilstaat en alles in beweging is. Niet altijd ten positieve, dat moet gezegd. Maar het feit dat kinderen niet graag musea in willen en dat leven, beweging, geluid daarbinnen al snel als hinder worden gezien, is niet opbeurend te noemen. Vergrijzing van museumpubliek past daarbij.

Zou het niet prachtig zijn als we als teken van vooruitgang mooi als vanzelfsprekend met het functionele in het leven van alle dag weten te integreren. Die gedachte komt als vanzelf in je op als je ziet welke gebouwen, industrieterreinen langs de snelweg van Utrecht naar Den Haag of van Utrecht naar Amsterdam uit de grond gestampt zijn. Dan bekruipt je het gevoel dat ‘mooi’ ergens op de achtergrond misschien een rol heeft gespeeld, maar dat het niet een vertrekpunt is geweest bij het ontwerpen.
Mooie dingen zijn prettig om naar te kijken, geven je een beter gevoel. Maar misschien belangrijker: aandacht voor een gebouw in relatie tot haar omgeving, oog voor detail, mooie dingen vakkundig maken, het gebruik van goede materialen straalt ook door in de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Dat hoeft niet altijd duur te zijn, simpel kan ook. Maar of er aandacht en betrokkenheid in zit, merk je direct. Mooi krijgt dan een andere betekenis.

Musea zouden meer aandacht moeten geven aan de wisselwerking van spullen die ze laten zien met de manier van leven. Dat die spullen juist een expressie zijn van de manier van leven en niet dingen die je apart kunt zetten en dan op zich moeten worden beschouwd. Want dan kun je zeggen dat de showroom van Hessing aan de A2 toch mooi en apart is en dat je niet meer mag verwachten dan af en toe een geslaagd gebouw. Vooruitgang in ruimtelijke ordening en architectuur is meer dan het gebruik van nieuwe materialen die leiden tot nieuwe vormgeving. Het is vooral de integraal van schoonheid en functionaliteit die leidt tot een prettiger manier van met elkaar omgaan.

Door Imelda Schouten

Column: De omgekeerde wereld

Kwaad was hij. En een gevoel van onmacht overviel hem. Voor de derde keer was hij weggestuurd om nieuwe foto’s voor zijn net gehaalde rijbewijs te laten maken. Houding, achtergrond, schaduwvorming deugden niet. Ook nu keek de Delfste ambtenaar hem weer zuchtend aan: “Maar meneer, uw gezicht is te smal.” Te smal voor meetpunten in de foto die de computer als referenties gebruikt om gezichten te herkennen.
Als je modellen en systemen als uitgangspunt neemt in plaats van mensen, denk je dan: gelukkig is er voor deze gevallen plastische chirurgie?

Verontwaardigd keek hij naar de telefoon. Had hij het goed gehoord? In Vlaardingen staan in elke wijk vuilcontainers voor huis- en groenafval. In een groene buurt zijn de groencontainers vooral in het voor- en najaar overvol. Het afval dat niet meer past komt in de grijze containers terecht, tot ook die overlopen. En dan staan de vuilniszakken gebroederlijk naast de takkenbossen op straat. De vuilophalers van Irado klagen, de katten hebben een goede nacht en bezorgde bewoners bellen de gemeente. Hij belde dus. Kunnen de containers in die periodes misschien vaker geleegd worden, want het gaat zo niet goed. “Maar meneer, er is helemaal geen probleem: de bakken zijn berekend op het aantal bewoners en huizen. De containerruimte is ruim toereikend.”
Als je een model als uitgangspunt neemt in plaats van dat je door het raam kijkt en ziet hoe de blaadjes groeien en ziet hoe mensen tuinieren, denk je dan ook: we moeten nieuwe regels maken om de burgers te laten weten hoe ze de containers op de juiste manier en de juiste tijd moeten vullen? Misschien zijn boetes handig om het gedrag te verbeteren.

Verbijsterd keek hij om zich heen. Niemand leek het gek te vinden. De man in uniform bleef hem met zijn armen over elkaar aankijken.
Hij wilde een buitenlandse hoogleraar met gezin van het perron van Amsterdam Centraal ophalen. “Kom maar met de trein, dan hoef je niet in de binnenstad te zoeken en breng ik jullie naar het hotel.” Bij de trap werd hij tegengehouden door 2 stevige mannen die vertelden dat hij alleen met een vervoersbewijs het perron op mocht. Maar hij wilde niet reizen. Dan kon hij het perron niet op. Een perronkaartje bestond niet. Kon één van de heren dan misschien met hem meelopen het perron op? Of konden zij dan misschien het buitenlandse gezin waarschuwen dat hij beneden stond te wachten? Niets van dat alles.
Als je denkt in regels, zie je dan een man voor je staan die het je moeilijk maakt je werk uit te voeren? Zie je dan iemand die zijn stem verheft, kwaad wordt, en denk je dan in je eigen gelijk: daar was nou precies het perronverbod voor ingesteld?

Modellenbouwers en regelmakers proberen vaak de realiteit in een door henzelf bedachte werkelijkheid te vangen. We leven in een tijd vol regels en systemen die misschien ooit met een goede bedoeling bedacht zijn, maar die inmiddels als doorgeschoten onkruid ons zicht op het dagelijks leven en de menselijke maat belemmeren. De modellen zijn dan geen prettig hulpmiddel meer, maar gaan gedrag voorschrijven in situaties waarvoor ze niet bedoeld zijn, waarvoor ze niet geschikt zijn. Ze krijgen dan dictatoriale trekken in situaties waarin leven centraal staat. Mensen worden dan kwaad, voelen zich niet serieus genomen, gaan twijfelen aan hun eigen vermogens, gaan eromheen, worden onverschillig. Juist de effecten die beleids- en modellenmakers vaak niet willen, maar die ze door deze manier van doen en denken oproepen. Ze zijn dan geneigd nog meer regels te maken. Het trekt zich als een grauwe deken over ons heen die je vaak pas in de gaten hebt als de regels al gemaakt zijn, het systeem is ingevoerd, het besluit is genomen.

En dan kun je alleen nog maar reageren: de Delftenaar heeft voor de balie zijn stem verheven en hardop geklaagd. De foto ging op het nieuwe rijbewijs. De man in Vlaardingen verzint hoe hij de gemeente achter het bureau vandaan kan krijgen. Het nieuwe parkeerplan voor de wijk dat de gemeente nu bedacht heeft, biedt ingangen. De man in Amsterdam stempelde de laatste strip van een oude strippenkaart en rende verderop een trap op. De hoogleraar liep met uitgestoken hand op hem af. Hij begon zich al zorgen te maken.

Door Imelda Schouten

Column: Contact

Er zijn nogal wat mensen die veel eigen ruimte nodig hebben. Op straat merk je dat goed.
Soms zie ik ze vanuit mijn ooghoek aankomen en dan doe ik maar alvast een stap opzij. Het begon erop te lijken dat ik niet anders meer deed dan voor iedereen opzij te stappen.
Maar wat gebeurt er als je blijft staan? Tijd voor een test.

Op zaterdagochtend de stad in.
De eerste bijna-botsing is met een vrouw met een grote rieten mand die recht op me afloopt. De kleine ruimte die overblijft tussen de lantaarnpaal en de scherpe uitsteeksels van de mand doen me automatisch opzij stappen. Daarna een man met een hond aan een riem, die desondanks alle ruimte van de wereld krijgt. Ik schik me in, iets minder dan de vorige keer en pas op niet over de riem te struikelen.
Dan bij AH: sta ik rustig te bekijken welke van de 8 soorten tomaten ik ga nemen, veel keus. Van links word ik opzij geduwd door een blauwe plastic krat, vastgehouden door een medewerkster. Ze kijkt niet naar me, zegt niets. Ze is bezig een bijna lege krat te vervangen. Door de winkel heen trek ik mijn eigen plan. Blijf staan als iemand door me heen wil lopen. Het levert hier en daar een geïrriteerde blik op. En daar hou ik niet van, vandaar mijn inschikpatroon vermoed ik. Bij de diepvries is het goed raak. Ik sta stil en zoek de spinazie. Van de zijkant word ik aangereden door een volle kar, met een klein jongetje erachter. Zijn hoofd komt net boven de berg aankopen uit en hij kijkt me enigszins vertwijfeld aan: ga je echt niet opzij? Nee, ze blijft staan.

Normaal zou ik al een stap opzij gezet hebben om hem ongestoord doorgang te geven. Op die manier heb ik al veel blauwe plekken en kwade aanvaringen vermeden. Maar nu dan: ik voel me een soort boksbal als ik thuiskom.

De dag erna viel me nog iets anders op. We liepen een rondje en gingen een ijsje eten op de markt. Zondagmiddag, aardig weer, veel mensen op het terras. Bijna niemand was alleen: fiets-duo’s, gezinnen, vrienden. Maar het was opmerkelijk stil op de markt: aan ijsjes werd in stilte gelikt, de wijntjes in stilte gedronken. Als je naar de ogen keek, zag je dat bijna iedereen, van jong tot oud, met zijn hoofd ergens anders was, naar binnen gekeerd was. In de ogen van de moeder zag je de agenda voor de komende week, bij de kinderen de verwachtingen van de eerste dag van het nieuwe schooljaar, het computerspelletje dat thuis wachtte. Bij een ouder stel de holle ogen van vermoeidheid van de fietstocht, bij de vriendin dat de sms op haar mobiel belangrijker was dan de vriend die ernaast zat. Op het oog leek het samen, maar bij nader inzien zat vrijwel iedereen met zijn gedachten op een andere plek. En eigenlijk trof me dat nog harder.

Want dit is de situatie die in organisaties thuishoort. Je ziet het eerst misschien niet, omdat je familie en vrienden associeert met gezellig samen zijn. In organisaties ben je doelgericht bezig, zitten veel mensen achter een beeldscherm, zijn met hun taak bezig. En delen hun tijd en aandacht functioneel in. Ze praten met elkaar als het nuttig of nodig is en gaan dan verder met hun eigen lijn. Maar kijk nog eens goed: in restaurants, op terrassen, op straat, tijdens een verjaardag zie je steeds meer mensen functioneel bezig zijn. Hun eigen lijn of hun eigen verhaal domineert en zo nu en dan worden ze daarin ‘gestoord’ door anderen. Dan is tegen elkaar aanbotsen geen slecht idee. Dat helpt misschien wel om weer met elkaar in contact te komen.

Door Imelda Schouten

Column: Kwaliteit van leven in een klein kopje


Ik had al weken naar hem uitgekeken. Hoe mooi zou hij zijn? Hoe zou hij ruiken, smaken? Zou ik nog zin in hem hebben? En daar stond hij dan eindelijk voor me. De knappe, trots glimlachende gebronsde Italiaanse barista met zijn donkere ogen.
Met de perfecte cappuccino.

In Nederland doe ik het weinig, maar op koffie drinken in Italie had ik me al wekenlang verheugd. Of het nu in het piepkleine 100 jaar oude barretje op de versmarkt is of de super-de-luxe Galleria Vittorio Emanuele in Milaan. Bij de eerste krijg je een cappuccino voor 90 cent met een onvermijdbaar visluchtje op de achtergrond, in het tweede geval betaal je 5,80 voor een espresso om door anderen gezien te worden op het overdekte terras. Maar beide koffies zijn fantastisch.

Zelfs verstokte niet-koffie drinkers raken in Italie binnen de kortste keren verslaafd. De sfeer is er ook naar: een lange prachtig glimmende roestvrijstalen bar, het grote espresso-apparaat, gebruinde mannen in spierwitte overhemden, fonkelende flessen alcohol en ingelijste foto’s op de achtergrond. Koffie drink je meestal staand, tussen de Italianen. Het continu sissen van het kokende water, gekletter van de koppen en schotels, de smaak en geur van het zwarte goud, temidden van het vrolijk klinkende Italiaans maken van elk bezoek een klein feestje.

Maar eigenlijk gaat het me daar niet om. Het is vooral de aandacht waarmee de koffie gezet en gedronken wordt, die me elke keer weer opvalt en ontroert. Om in Italie slechte koffie te vinden moet je je best doen. Op elke toog staan steevast grote bakken met zoetjes, kristal- en rietsuiker. Je moet je realiseren dat je in het domein van de barista bent getreden. Met zijn welnemen mag je een momentje plaatsnemen. Hij zorgt dat de toog blijft glimmen. Elke druppel, suikerkorrel of leeg kopje verdwijnt als sneeuw voor de zon. Zijn oog voor detail is onerbarmelijk: koffie langs de rand betekent voor versgezette kopjes onmiddellijk een smartelijke aftocht door de gootsteen. Het uitschenken van de cappuccino gebeurt met liefde en toewijding. De figuurtjes die verschijnen, zijn tot ware kunst verheven.

En van die koffie kun je alleen maar genieten. Zelfs als Italianen hem gehaast, alleen of diep in gedachten drinken, volgt altijd een waarderend knikje of geluidje naar het overgebleven restje. Misschien toch nog tijd voor een tweede?

Door Imelda Schouten

Column: Woensdag gehaktdag

Afgelopen week zond de BBC een reportage uit over Engelse supermarkten. Twee journalisten werkten een half jaar undercover bij Tesco en Sainsbury’s op de vlees- en visafdeling.
Ze filmden hoe vlees zonder verpakkings- of verkoopdatum ontdooid werd en in de vers-vitrine terechtkwam. Aan vis werd geroken om de verkoopbaarheid vast te stellen. Ontdooide garnalen werden opnieuw ingevroren en 2 dagen later als vers aangeprezen. Grijs gehakt dat te warm uit een slecht werkende gehaktmolen kwam, werd tussen de nog rood ziende rest uitgehaald en aangevuld met nieuw gehakt. En verkocht. En ze kregen tips: niet meer zo vers gehakt vermeng je met een beetje nieuw gedraaid, bruine stukken snij je weg en verlaagt de prijs. Het werd altijd verkocht, vaak aan oudere dametjes die hun penny’s twee keer moesten omdraaien.
Verder bleek de vleesschaar multifunctioneel: je kunt er fantastisch je nagels mee knippen. Een aanzetstaal op de visafdeling bleek prima geschikt om een rooster van een stinkend vloerputje open te krijgen. Temperatuurchecks van koelingen en ovens (gebraden kippetjes) die elk uur moeten gebeuren, noteer je van te voren of de dag erna: dat scheelt tijd en levert een mooi uitziend lijstje op. Het management klaagt als de lijst een grote schommeling in temperaturen laat zien of niet ingevuld is.
Over kraakheldere vloeren of emmers met dampend water en frisse doekjes met desinfecterende middelen zal ik het niet hebben. Die waren er niet. De afgelopen dagen had ik een korte boodschappenlijst en een supersnelle winkeltijd bij mijn eigen supermarkt. En heb ik m’n koelkast eens goed schoongemaakt.

De supermarktmedewerkers in de reportage vertelden dat ze te weinig tijd hadden om goed aan alle warenwet-eisen te voldoen. Ze werden daarin ook niet gestimuleerd. Leidinggevenden reageerden korzelig op vragen om meer collega’s of meer aandacht voor hygiëne: iedereen deed toch zijn best? En alleen in een perfecte wereld wordt aan alle eisen voldaan.
Managers worden op financiële resultaten afgerekend en vertalen dat direct door naar de werkvloer. Op een ijskoude dag had een filiaal een kwart minder omzet gedraaid. Dat moest in de loop van die week maar ‘ingehaald’ worden, aldus het hoofdkantoor. En zo ontstaan er situaties waarbij het vlees in de vitrine aan het eind van de dag afgedekt wordt met vuilniszakken die soms wel een week achter elkaar gebruikt worden, omdat het volgens het hoofdkantoor te duur is om dat plastic dagelijks te vervangen.

Onlangs speelde er een rechtszaak van een vrouw die meende dat ze een zware voedselvergiftiging had opgelopen van garnalen uit de supermarkt. De supermarkt werd niet vervolgd, omdat die gegevens kon overleggen van per uur genoteerde koelingtemperaturen, schoonmaaktijden, tot en met de vierkante centimeter waar de garnalen gevangen waren. Ja, ja. Regels die bedoeld zijn om de consument te beschermen, blijken in hun uitvoering tegen je te kunnen werken.

De reactie van beide supermarkten op de reportage was dat de gefilmde gebeurtenissen betreurd werden. Dat het uitzonderingen waren op de regel, waarin hygiëne en voedselveiligheid hoog in het vaandel staan. Het personeel werd opnieuw getraind.
Uitzonderingen op de regel? De vanzelfsprekendheid, het gemak en de rust waarmee medewerkers en managers vertelden over de onhygiënische en soms illegale gang van zaken liet zien dat het geen individuele acties waren. Stellen dat de reportage uitzonderingen op de regel liet zien, is tegelijk de ontkenning van hun eigen kracht: kruideniers richten zich ten eerste en vooral op zo goedkoop mogelijk leveren.

Daags na de uitzending werd bekend dat bij Asda, ook zo’n grote supermarkt, 59 producten uit de schappen waren gehaald, die niet meer verkocht hadden mogen worden. Waaronder kilo’s vlees uit de koeling die 31 dagen voorbij de verkoopdatum waren.

Door Imelda Schouten

Column: Dikke bult?

Misschien kijk ik veel tv, maar deze week heb ik 7 programma’s voorbij zien komen over dik zijn. Niet over ‘gewone’ dikke mensen, maar ziekelijk dikke. Het waren vooral programma’s van de RTL’s van deze wereld: met beelden van extreem overgewicht. Een man van 343 kilo. Wist je dat dat net zoveel is als het gewicht van 2 volwassen gorilla’s? En dat in de VS 12 miljoen mensen lijden aan ziekelijk overgewicht? Dat daar 65.000 mensen per jaar sterven aan obesitas?
Die man van 343 kilo werd met een lier en 6 mensen in bed getakeld. Het kostte 2 uur om hem van de ambulance in zijn bed te krijgen. Na 3 maanden lijnen en fysiotherapie kon hij met hulp van slechts 2 mensen zijn bed uitkomen. En 1 meter verderop gelijk uitpuffen op z’n stoel. Of wat te denken van afgrijselijk gezwollen benen en wonden die niet meer dichtgaan: close-ups en na de reclame weer een nieuwe close-up. Een moderne vorm van griezel-tv, met titels als ‘shock doc’, of ‘de vrouw van 285 kilo’. Die beelden trekken als een gek: als je er al zappend langskomt, blijf je toch even kijken. En ontzetting, meelij, afschuw, intrige, of een geruststellend naar jezelf van ‘dan valt het bij mij toch mee’ maakt zich direct van je meester.

Wat me opvalt is dat ook de serieuzere tv-programma’s vooral beelden laten zien van dikke mensen en maar weinig praten over achtergronden of de complexiteit van dit probleem. Terwijl het probleem gigantisch is. Naast het feit dat er veel geld aan verdiend wordt door fabrikanten van low-fat producten, rolstoelen van 1 meter breed en ontslakkingsklinieken, is er veel leed. Amerikaanse artsen spreken van een epidemie en stellen dat voor het eerst in hun historie er nu een generatie opgroeit die ongezonder is dan de daaraan voorafgaande. Mensen met obesitas zijn veelal depressief, komen in een steeds groter sociaal isolement, komen in meestal in spiralen waar ze zelf niet meer uitkomen.
Terwijl bij velen het beeld leeft dat het vooral een individueel probleem is: elk pondje gaat door het mondje. En als je maar genoeg wilskracht hebt, moet het je lukken af te vallen en een gezonder leefpatroon te ontwikkelen. De voorbeelden zijn er. Maar veel meer voorbeelden laten het tegenovergestelde zien: 95% van mensen die afvallen komen erna weer aan. En vaak zelfs meer dan ze waren afgevallen.
Zijn we zoveel dommer geworden of minder wilskrachtig? De afgelopen decennia hebben we juist veel meer kennis vergaard over dik zijn, calorieën, het nut en het plezier van bewegen. Tijdschriften over gezond eten en discussies over genetische en psychische oorzaken van obesitas zijn ‘hot’. Gezond eten is een onderwijsthema, gezondheidswetenschappen een geaccepteerde studierichting. Ook zijn veel meer mensen zelfstandiger, zelfbewuster en meer met hun lichaam bezig dan vroeger.
Het ligt niet alleen aan die individuen. Kijk eens goed om je heen: het was nog nooit zo gemakkelijk om aan eten te komen. En het was nog nooit zo moeilijk om op gewicht te blijven. Met één telefoontje liggen de Pizza Expressen en Li Changs aan je voeten. Snacks op scholen, frietkarren dichtbij op de parkeerplaats, handige magnetronmaaltijden, het verslavende van computerspelletjes, het aanbod in supermarkten. Drukke steden met mooie autowegen, genoeg zakgeld of een leuk baantje om een brommer bij elkaar te sparen, ouders die op onregelmatige tijden werken, toegenomen mobiliteit en afstanden tussen werk en woning. Maar ook hoge gebouwen met liften, de groei in mobiele telefoons, haast en volle agenda’s, het groeiende aanbod in kleding voor grote maten, bladblazers en veegwagens, thuisbrengservice van de supermarkt, goed geïsoleerde huizen, nieuwbouwwijken in nieuwe polders.
Allemaal losse elementen die elk op zich positief kunnen zijn. Maar die tezamen omstandigheden scheppen die sterker op je psyche en spijsvertering inwerken dan de meeste goede voornemens. Het komt niet alleen aan op individuele wilskracht, maar op een gezamenlijke inspanning om onze manier van leven te veranderen. Elke context brengt alleen maar de verschijnselen voort die daarin passen (doordenkertje). Of praktisch gezegd: een gezond leefpatroon kan zich alleen maar ontwikkelen in een gezonde omgeving.

Door Imelda Schouten

Column: Veranderen is kinderspel

Nog een keer, nog een keer! Wie veel met kleine kinderen optrekt, ervaart hoe ze leren: via herhalen. En nadoen. En dat weer herhalen. Dat boekje voor de vijftigste keer voorlezen, voor de tachtigste keer het spelletje van de verdwenen munt die niet verdwenen blijkt. Wéér naar die cd van Bert en Ernie luisteren en weer liggen ze schaterlachend op de grond. Nog een keer, nog een keer. Tot je het spuugzat bent en zij nog lang niet.
Jij hebt het al geleerd. Op diezelfde manier ging dat. Maar dat vergeten we vaak voor het gemak even. Leren fietsen, Franse werkwoordvervoegingen onthouden. Als ze er eenmaal inzitten, raak je ze nooit meer kwijt. Al hoopten we dat het soms met 1 keer proberen of je boek doorkijken kon. Dan had je een vijfje, en gaf je je ouders diep in je hart gelijk als ze zeiden dat je toch meer moest oefenen. Herhaling is deel van het leven, een grondvest. Het kan niet zonder. Alleen bijzonder dat we dat feit vaak met veel kracht proberen te ontkennen.

Kijk eens om je heen hoeveel mensen die ontkenning hebben vastgezet. Puberale overmoedigheid of onverschilligheid die overgaat in zelfvoldaanheid? Of vasthouden aan een stille hoop: dat je nieuwe dingen kunt leren of kunt veranderen in eenmalige actie zonder veel inspanning. Jammer. Kijk naar kleine kinderen en je weet beter. Volwassen worden is een teken dat herhalingen zich in je hebben vastgezet. Je bent gewend om Nederlands te praten, het is prettig om je werk op een bepaalde manier te doen. Je poetst met rechts je tanden, het is vertrouwd om op je eigen bekende manier de wereld in te kijken. Het comfort van vastgezette herhalingen ervaar je pas als eraan gemorreld wordt. Bijvoorbeeld als jouw gewoontegedrag in een situatie wordt geblokkeerd. Of als je na gaat denken bij wat je normaal in herhaling als vanzelf doet. Vaste patronen worden dan ontwricht. Voor de een pijnlijk, de ander geniet juist van de nieuwe ruimte. Loslaten is hoe dan ook lastig. Veranderen of kunnen veranderen is heel vaak een romantisch idee.

Ga nou niet zeggen dat jij als manager gemakkelijk verandert: dan ben je alleen maar bezig met variatie op een reeds bekend = herhaald thema. Als adviseurs zeggen dat ze snel iets kunnen veranderen, en dat dit ook nog hartstikke fun is, ben je dan zo reëel om te zien dat jullie organisatiecultuur en de daarbij behorende problemen niet van de een op de andere dag zijn ontstaan? Dat het waanzin is te denken die wel van de ene op de andere week te kunnen veranderen. Dat het alleen fun is voor degenen die nog niet waren vastgezet, zoals de nieuwe manager of andere nieuwkomers.

Nieuw gedrag ontwikkelen kost tijd. Je moet ervoor in beweging zijn, door gebeurtenissen worden uitgenodigd te veranderen en nieuwe patronen te ontwikkelen. Het gedrag dat gevraagd wordt moet passen bij de omstandigheden. Anders zal het niet gebeuren. Prettig is wel dat er altijd meer tijd, ruimte en beweging mogelijk is dan je jezelf toestaat.

Veranderen is letterlijk kinderspel. Doe dingen weer eens stapje voor stapje, met vallen en opstaan. Dat kost tijd, energie en soms bloed, zweet en tranen. Kinderen hebben de ruimte om niet te weten waar ze uit willen komen. Fouten maken mag. Ze vertrouwen erop dat het goed komt. En wat die nieuwe situatie ook moge zijn, binnen de kortste keren zie je ze zich ermee verbinden en er helemaal in opgaan. En ze maken vaak de mooiste dingen mee en doen de grootste ontdekkingen. En dan nog een keer, nog een keer!

Door Imelda Schouten

Column: Mij niet gezien

Soms valt je ineens iets op.
Wijk bij Duurstede heeft een Middeleeuws steegje, met een doorgangetje op originele Middeleeuwse hoogte. Hedendaagse Nederlanders stoten er hun hoofd als ze niet bukken. Dagelijks loop ik onder het poortje door en als vanzelfsprekend waarschuw ik nieuwe bezoekers die met me oplopen: pas op voor je hoofd! Sinds verleden week zit er precies boven het poortje een geel-rood reflecterend bordje met: PAS OP! Met viltstift is er achteraan geschreven: voor de politie en de jeugdzorg.

Dinsdagavond het tv-programma Blik op de weg. De verkeerspolitie hield een man met een grote trekker met aanhangwagen aan. De bestuurder had 1 kilometer op de provinciale weg gereden en dat mocht niet. Er stond een verbodsbord en tegelijk reed hij langzamer dan 80 met wel 6 passagiersauto’s achter zich die ook langzamer moesten rijden. Er werd ook nog even hevig getwijfeld aan de breedte van het gevaarte, maar met 3.21 bleef hij gelukkig netjes binnen de toegestane 3 en halve meter. In het nagesprek vroeg de presentator van Blik op de Weg de man of hij zijn leven inmiddels gebeterd had. De man vertelde dat hij al weer een paar maal, net als zijn collega’s, over de provinciale weg was gereden, in plaats van door de dorpskernen zoals de aangewezen route was. “Rij eens mee” zei hij, en via de tv-beelden zag je hoe hij probeerde met goed fatsoen zijn 3.21 breedte door nauwe straatjes met fietsers en rotondes te trekken. “Ik betaal liever de boete en laat liever een paar auto’s langzamer rijden dan dat ik elke keer met dat gevaarte kinderen en ouderen op de fiets in gevaar breng.” Hij accepteerde de boete: “Die politie-agent deed ook alleen maar z’n werk”.

Diezelfde avond vond ik een krantje bij de post: van de politie Utrecht. Met allerlei informatieve artikeltjes: sinds enkele jaren zijn er 2 nummers om de politie te bereiken, maar wanneer bel je nu welke? 112 kent iedereen wel. 0900-8844 is voor minder dringende zaken. De volgende morgen kreeg ik een ezelsbruggetje aangereikt: 0900-tuig. Van een zeer rechtschapen, eerlijke burger, die me dit smakelijk lachend stond te vertellen.

Het RTL-nieuws op donderdagavond: in Groningen hebben ze sinds vandaag wijkagenten die met een palmcomputer de straat opgaan. Ze kunnen de plattegrond van de buurt waar ze lopen oproepen, inclusief rode stipjes die aangeven op welke adressen er nog bijvoorbeeld bekeuringen openstaan of erger. Een geïnterviewde agent vertelde hoe handig het was: dan ging je even langs, vroeg of de betreffende persoon thuis was en inde je de boete. Dan was dat ook weer geregeld.
De projectleider vertelde dat de centrale bepaalde welke informatie aan de computers wordt doorgegeven: agenten onthouden vaak niet alles wat tijdens de briefing gezegd wordt, en dan kan die informatie in de computer worden ingevoerd. De leiding kan ook beslissen alle informatie weg te houden en alleen de problemen over hangjongeren door te geven zodat agenten daarop focussen.

In het krantje van dinsdagavond stond een groot artikel: “Hoe u de politie kunt helpen”. Wij de politie helpen? Dat is de omgekeerde wereld. Maar de beleidsmakers bij de politie kunnen inderdaad een heleboel hulp gebruiken voordat ze weer in staat zijn te herkennen hoe agenten hun echte gewone werk kunnen doen en zo weer serieus genomen kunnen worden door een hoop burgers. En soms valt je ineens op hoe gemakkelijk dat zou kunnen: even de techniek vergeten en je gewoon weer met mensen verbinden.

Door Imelda Schouten

Column: Techniek staat voor niets

Lees hier de column

Door Imelda Schouten