Tagarchief: klantvriendelijkheid

Column: Omdat je het waard bent!

Ik doorzoek bij de al jaren geleden geassimileerde keurslager de voorverpakte vleeswaren en besef ineens dat ik in de vuurlinie van een gesprek sta tussen twee medewerksters van de supermarkt. De ene staat links van me achter de toonbank vlees te sealen, de ander staat het rechts naast me in de vitrine te stapelen.
‘Dus ik zeg tegen Willum, nou juh je weet wel. Zegt hij, ja duhuh! Dus ik zeg, wat nou?’ galmt het van een meter of vijf mijn rechteroor uit. Je mêittt, wat denktie wel, die lange darm. Je mot je eige dur niks vanan trekkuh!’, echoot het mijn linkeroor uit. Ik kijk over de vleeswaren en zie mijn bestaan bevestigd in de glimmende tegeltjes. Ik kijk nog eens naar links en naar rechts, zoek tevergeefs oogcontact, maar hoewel de dames af en toe hun nek strekken om langs mij heen te kijken, wordt het gedrag van Willum verder gefileerd.

Terwijl ik daar zo sta moet ik denken aan een boek van Erving Goffman, natuurlijk niet zo uitgebreid als ik nu ga beschrijven, maar… Afijn, Goffman schreef al bijna 50 jaar geleden ‘The presentation of self in every day life’ (De dramaturgie van het dagelijks leven), waarin hij het gedrag van mensen in allerlei sociale situaties beschrijft en vergelijkt met dat van acteurs op het toneel. Hij introduceert daarbij de termen ‘front region’ en ‘back region’ gedrag. De front region is het podium, er is publiek en in je gedrag hou je daar rekening mee, je speelt een rol. In de back region -back stage- kan je het masker laten zakken, mensen die je daar tegenkomt kennen je, je mag gewoon jezelf zijn. Wie front region gedrag vertoont in de back region, kan arrogant, ijdel of op zijn minst gekunsteld en afstandelijk overkomen. Wie het andersom doet lijkt lomp, onbeschoft, te amicaal of op zijn minst onaangepast. Voor het (niet theater)publiek wordt het vaak leuk als de twee omgevingen ineens door elkaar lopen of zonder medeweten van de spelers met elkaar worden verbonden. Het succes van Bloopers, Poets en Candid camera is erop gebaseerd. Maar ook Eddie Murphy die ineens tijdens de film recht in de camera kijkt en zijn wenkbrauwen optrekt. Of Jan Siemerink die als commentator bij Roland Garros per ongeluk zijn microfoon laat aanstaan en Marcella Mesker aanwijst waar Nick Bolletieri zit; ‘Daar, die dikke.’

De dames van de supermarkt vertoonden back region gedrag in een omgeving die ik als front region beschouw. Ik kom het steeds vaker tegen: in winkels, restaurants, maar ook in mijn werk. Steeds vaker krijg ik jonge adviseurs, verkopers of andere relaties langs, in streepjespak met T-shirt, rode bril en gympies, die zich gedragen alsof ze de senioriteit hebben van iemand twee keer hun leeftijd.

Doet me trouwens weer aan Eddie Murphy denken. Een piepjonge EM: ‘Hoeveel films heb jij nou gemaakt, Henry?’ Henry: ‘Negenennegentig.’ EM: ‘En jij, Gene?’ ‘Negenveertig.’ EM, terwijl hij zijn armen amicaal om hen heen slaat, ‘Beseffen jullie dat wij samen hon-derd-vijf-tig films gemaakt hebben!?’

Nou kan ik een statement maken over het gebrek aan klantvriendelijkheid, maar dat is slechts een verschijnsel dat zich eventueel voor kan doen en waarvan de waarschijnlijkheid toeneemt met mijn eigen normativiteit. Mijn ervaring is dat, zolang mijn houding open is, de meesten beslist niet onvriendelijk zijn. Ja, zelfs vaak meer moeite doen om me te helpen dan de stereotype knipmessende bediende.

Vooral voor jonge mensen is steeds minder vaak de omgeving bepalend voor hun gedrag. Ze zijn gewoon in iedere situatie zichzelf. Voor hen is het een vanzelfsprekendheid: wie niet zichzelf is, is nep. Een wat ouder iemand vindt het een gebrek aan opvoeding. Het is wat het is, beiden staan verschillend in het leven, met elk zijn voors en tegens. De vraag is: Ben je in staat en bereid om het verschil waar te nemen?

Door Rick Dekker

Column: Griep en techniek

In mijn digitale krant stond een artikel over de grootschalige griepmeting in Nederland en België. Ik zag, op het bijgevoegde kaartje, dat de griep wel erg dichtbij kwam en een lichte beving beving me. Ik voelde me direct iets zwakker dan voor het lezen van mijn digitale krant.

Maar, als een echt kind van deze tijd, (dus niet voor één gat te vangen), ging ik er direct iets aan doén. Ik pakte wat fruit van de fruitschaal en toog aan het werk om mezelf een vitaminebommetje toe te dienen. Ik schilde het fruit en wilde het met de staafmixer pureren. Het plan was prima. Maar het mes in de staafmixer had er moeite mee; het was bot.
Opgevoed door een technische, handige klusvader, haalde ik een schroevendraaier en de wetsteen om het mesje van de staafmixer te slijpen. Maar ik kreeg het mechaniek niet uit elkaar. Het mesje liet zich niet scheiden van de rest van het apparaat. Het was op ingenieuze wijze bevestigd aan het plastic. Misschien kon het los met een speciaal model inbussleuteltje? Deskundige hulp bleek noodzakelijk.
Ik ging naar zo’n zaak waar ze huishoudelijke apparaten verkopen. Werd geholpen door een jonge knul, in een keurig kostuum. Met schone handen, niet echt de handen van een klusser, zoals mijn vader die vroeger had. Nadat ik hem de case van het botte, niet losschroefbaar staafmixermesje en mijn fruithapje had voorgelegd kwam hij met een pasklare oplossing: “Koop voortaan maar vitaminepillen, dat werkt ook”. Ik kon er alleen maar zuur om lachen. “Ik wil mijn staafmixer weer in orde hebben” verklaarde ik. De wereld bevroor.
“Dan moet ik het voor u opsturen, mevrouw” zei het pak verveeld, “dat duurt een week of 6”. Hij had het formulier dat de zending moest begeleiden en verduidelijken al op de computer geopend en zijn handen hingen vragend boven het toetsenbord te wachten: “naam?”. “Neeeh”, zei ik. “Ik wil weten of er een inbussleuteltje is om het mesje los van dat gegoten plastic te krijgen. Het apparaat is toch niet kapot? Het mesje is alleen bot.” Hij zuchtte geërgerd: “Ik ben eigenlijk van de computerelektronica en de geluidsapparatuur. Mijn collega van het kleingoed is er even niet”. Ik vroeg hem of zijn collega, als hij terug was, mij wel zou kunnen helpen. Hij keek mij zwaar beledigd aan: “Ik heb een Hbo-opleiding techniek, mevrouw! Ik kan u net zo goed helpen als mijn collega”. Ik haalde bakzeil. “Zou u dan, alstublieft, zo vriendelijk kunnen zijn even te kijken of u deze bevestiging kent en open kunt krijgen?” bedelde ik kleintjes. Hij ontdooide een minuscuul beetje. Pakte mijn staafmixer op en keek er naar; hij keek er ècht even naar! “Nee”, zei hij. “Zo’n bevestiging heb ik nog nooit gezien.” Het oordeel was geveld, de diagnose was gesteld en het consult was klaar, af, gedaan.
Ik waagde nog: “Misschien kan het hele onderdeel inclusief mesje besteld worden?” Hij berustte in de laatste stuiptrekkingen van zijn tot op het bot zo irritante klant.
Hij toetste wat op zijn computer en kwam tot een eindoordeel. “Is uit het assortiment, mevrouw.” Hij keek me aan en hij kreeg ineens iets menselijks. Het weer sloeg om, de dooi viel in. “Waarom koopt u niet gewoon een nieuwe, lief mevrouwtje? We hebben er één in de aanbieding voor maar 19,95”

Door Veronica Gieben