Tagarchief: kroeg

Kroeg met een grote ’K’

Een goed gesprek in de kroeg, een contradictio in termini of een pleonasme (of tautologie, dat kan ik nooit onthouden). Als je er middenin zit: het laatste, de volgende dag meestal het eerste. Gisteravond was een uitzondering, het ging over eh …, oh ja, over kunst. Robert en Mark, respectievelijk docent Engels en Wiskunde, hadden het zoals gebruikelijk over hun vak. De uitgever die de werkboeken produceert is, waarschijnlijk om financiële redenen, de laan uitgestuurd en nu moeten ze zelf een werkboek maken. Mark krijgt er op zijn school voor betaald, maar bij Robert is het lovework old paper.

Hij vertelt hoe lastig het is om Shakespeare te behandelen en het een beetje interessant te houden. “Maar het werk zou toch al interessant genoeg moeten zijn.” “Je bedoelt dat je gewoon een bandje opzet en aan het eind de klas inkijkt : iemand nog vragen? Nee? Maak dan nu de opgaven in je werkboek.” “Dat maak ik zo vaak mee: mensen die gewoon hun eigen sheets oplezen. Alsof je zelf niet kan lezen wat er staat!” “Nou dan doe je het zonder voorlezen.” “Oh, je bedoelt met non-verbale communicatie?” Mark doet het even voor.

[Merk hoe subtiel het onderwerp van gesprek is weggedreven. Voor de kroegvermijder: dat is normaal! Probeer bij te blijven!]

“Maar wat valt er dan te behandelen aan Shakespeare, het is toch ook een kwestie van smaak.” Robert deinst terug, “Je bedoelt dat het maar een beetje toeval is dat Shakespeare zo gewaardeerd wordt. Omdat hij het toevallig naar de smaak van velen mooi heeft opgeschreven.” “Nou, ik begrijp bijvoorbeeld niet wat mensen nou zo mooi vinden aan die schilderijen van Mondriaan. Als iemand zegt: ‘Dahkannikook’, is daar niet zoveel tegenin te brengen.” “Maar je kan toch niet alleen kijken naar het plaatje en dan volkomen negeren dat Piet Mondriaan een levenslange ontwikkeling heeft doorgemaakt, die uiteindelijk tot dit resultaat heeft geleid? Het vertegenwoordigt zijn unieke kijk, hoe hij in het leven staat, het is een statement. En ja, dat testbeeld kan iedereen schilderen, als je maar binnen de lijntjes blijft. Je benadert het veel te rationeel.”

[Irrationele woordenwisseling]

“Hoe zit dat dan met Rembrandt, die maakt talloze schilderijen in hetzelfde genre, allemaal mooi. Maar bij Mondriaan ben je dan gauw klaar.” “Ze leefden in verschillende tijden en omstandigheden, ze deden wat daar bij paste, maar waren allebei bezig grenzen te verleggen. Daarom worden volgens mij de grote schilders vaak pas later erkend, als blijkt dat wat toen grensverleggend en zijn tijd ver vooruit was de hoofdstroom is geworden.” “Dat klopt.” “Oh, dank je. Ik wist niet dat je er verstand van had.” “?”

“Ik zit nog even aan een metafoor te denken: stel we hebben het niet over een schilderij maar over een prachtig gedicht. Wat zo iemand dan eigenlijk zegt is dat hij die regels ook had kunnen typen en negeert het hele proces ervoor. De vergelijking met Rembrandt is dan dat als je die regels heel mooi kaligrafeert de kritiek verstomt.”

“Wat dacht je trouwens van klassieke muziek. Laatst was ik weer eens bij Kees [Kees is klassiek gevormd] na de nodige sigaren en whisky laat hij me een stuk horen en begint uit te leggen wat er allemaal gebeurt. Het was nogal ontoegankelijk en ik kon er niet veel waardering voor opbrengen. Maar toen hij begon te vertellen wat er gebeurde merkte ik dat ik anders ging luisteren.”

Quatuor pour la fin du temps werd voor het eerst uitgevoerd op 15 januari 1941 in Stalag VIII A, in Silezië in Polen. Olivier Messiaen was een jaar daarvoor bij Parijs opgepakt toen hij (volgens een internet bron) met twee zware tassen partituren naar Zuid-Frankrijk probeerde te vluchten. In het kamp schreef hij het stuk.

“Het kamp lag in een lijkwade van sneeuw. De vier musici speelden op kapotte instrumenten: Etienne Pasquier’s cello had maar drie snaren, de toetsen van mijn piano bleven aan de rechterkant hangen. Het was op deze piano, met mijn drie medemusici, erg vreemd gekleed, ik zelf in een flessengroen uniform van een Tsjechische soldaat, gescheurd, op schoenen met houten zolen … dat ik mijn Quatuor pour la fin du temps speelde voor een publiek van vijfduizend man, waaronder zich mensen uit alle lagen van de samenleving bevonden.

Toen ik in gevangenschap was, gaf het gebrek aan voedsel mij gekleurde dromen: ik zag de regenboog van de Engel, en vreemde wervelende kleuren. Maar de keuze voor ‘de Engel die het einde van de Tijd aankondigt’ berust op veel diepere gronden. Als musicus heb ik met ritme gewerkt. Het ritme is, in essentie, verandering en verdeling. Bestuderen van verandering en verdeling, betekent de Tijd bestuderen. De Tijd – de gemeten, de relatieve, de fysiologische, de psychologische – verdeelt zich op duizend manieren, waarvan de meest directe voor ons de eeuwige verandering van toekomst in verleden is. In de eeuwigheid zullen deze zaken niet meer bestaan. Wat een problemen! Die problemen heb ik gesteld in mijn Quatuor pour la fin du temps. Maar eerlijk gezegd hebben ze sinds een veertigtal jaren al mijn onderzoeken naar klank en ritme georiënteerd …”

“Je hoeft het nog steeds niet mooi te vinden, maar als je weet in welke context het gemaakt is, wat hij ermee probeerde te bereiken, kan je het op zijn minst gaan waarderen.”
“Wat missen we dan veel!” “Dat is waar.” “?”

Rick Dekker