Tagarchief: kwaliteit

column: Kwalitijd

In ‘De eeuw van mijn vader’ beschrijft Geert Mak op geloofwaardige wijze hoe de wereld er rond 1900 uitzag. Hij heeft het tempo aangepast, de taal die hij gebruikt is beeldend, hij schetst een toestand. Een beeld kost veel woorden, maar hoeveel woorden hij er ook aan wijdt het is voor wie nu leeft nog maar moeilijk voor te stellen. Dat ligt niet alleen aan de grote veranderingen met name op het gebied van technologie, maar ook aan het tempo. Bij het lezen merk ik dat ik een kind uit een andere tijd ben. Het gaat te traag, ik hou het niet vol. Nog een paar jaar en de ervaring met dat tempo is definitief uit ons collectieve Westerse geheugen verdwenen. Ik vraag me af of dat alles is: een verloren tempo? Dat klinkt alsof tempo een abstraheerbaar onderdeel is van leven. Dat is het misschien als je gewend bent rationeel te kijken, maar wie er dan wat over wil zeggen komt al gauw in een kip-ei discussie.

Dat is trouwens bij uitstek het signaal dat je met je ratio de volledige betekenis van een verschijnsel in de realiteit probeert te duiden. Onbegonnen werk. Van Dinten noemt het de rationaliteitswig. Ik zou er de rationaliteitsafgrond aan toe willen voegen. Het is de afgrond waar je in gestaard moet hebben als je de grenzen van je redeneringsvermogen hebt verkend en ervaren hebt dat je de kloof nooit kunt overbruggen, ook al zou je nog tien keer zo intelligent zijn. Het is als de race om de meeste megapixels: ook al heb je een Hasselblad van 40 megapixel, als je maar ver genoeg uitvergroot wordt wat rond was uiteindelijk toch vierkant. Het werpt meteen een ander licht op mensen die razend intelligent zijn maar domme dingen doen, of een baas hebben die een stuk minder slim is, of mensen die burnt-out raken, of waarom diep nadenken weinig therapeutische waarde heeft. Of op autisme. Of op…

Even terug naar Mak, hij beschrijft hoe zijn opa, een zeilmaker, in zijn vrije tijd naar de haven gaat om te kijken hoe ‘zijn’ zeilen er bij staan. Wanneer hij een bekend schip de haven ziet binnenvaren en merkt dat de zeilen niet goed staan, spreekt hij de schipper aan. “Breng ze maar langs dan kan ik ze in het weekend opnieuw doen.” Ja, ja, vroeger was alles beter, maar het is ook gewoon gezonde handelsgeest. Die zeilen in de zon kan je zien als de reclamezuilen van de zeilmaker. We duiden het nu als ‘kwaliteit’, zo werd er vast niet over gedacht toen. Dat deed je gewoon zo. En als u hier denkt “dat deed toen ook niet iedereen”, moet u even opnieuw beginnen bij de vorige alinea.

Als je Mak leest voel je dat het tempo in honderd jaar enorm is toegenomen. Met behulp van technologie kunnen we in een onmenselijk tempo produceren. Je kunt je afvragen wat de consequentie is voor leven dat in miljarden jaren is geëvolueerd.
Het verschil met het tempo dat verbonden is met leven wordt steeds groter. Als je dat tempo in organiseren probeert op te leggen aan alles wat verbonden is met leven, groei, ontstaan en (stadiumgewijze) evolutie dan zou dat wel eens ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van het resultaat.

Zo vraag ik me van steeds meer dingen af: “Kan het nog, hoe erg is dat en wat is de relatie tussen tempo en kwaliteit?” Misschien is het iets om eens tussen neus en lippen door aan te snijden als u tijdens de feestdagen met geliefden en aangetrouwde familie aan de feestdis zit? Van mij krijgt u vast een lijstje met mogelijke onderwerpen cadeau.

Tomaten, een boek lezen, de aanpak van Ella Vogelaar, reflectie, (verslaafden)zorg, opvoeden, land teruggeven aan het water, een Ferrari, milieumaatregelen, duurzaamheid, vuilniszakken, vriendschap, (g)een mobieltje, Wouter Bos, paddo’s, vertrouwen, zomaar langskomen, sparen, voor een baas werken, zwarte Piet.

Prettige feestdagen!

Rick Dekker

Column: Quad erat demonstrandum

Thuis aan het werk, het is warm, het raam staat open. In de verte klinkt het gebrom van een motor. Gas geven … gas los … gas geven … gas los. Na een kwartiertje begint het te irriteren. Het komt ook steeds dichterbij. Ineens wordt het oorverdovend, er rijdt een quad door de straat. Optrekken, afremmen, optrekken, afremmen… Ik kijk uit het raam, hij sproeit met een of ander goedje op alles wat hij vanaf zijn quad kan bereiken en tussen de stenen doorgroeit. Ik denk, “wie gaat dat opruimen, als het dood is? Toch niet die veegwagen die eens per maand een slakkenspoor door de straat trekt precies om het vuil heen dat veilig achter het legioen van paaltjes ligt?” Een geluk bij een ongeluk, het gif heeft nog geen grassprietje vergeeld.

Je ziet het vaak: een gewenst resultaat wordt geanalyseerd, opgebroken in activiteiten, waarvan verondersteld wordt dat ze tezamen tot het bedachte resultaat gaan leiden. In theorie is het haalbaar, maar in de praktijk wordt kwaliteit even zo vaak geofferd voor efficiëntie, standaardisatie van activiteiten, snelheid, beheersbaarheid. Wie bij mij in de buurt rondloopt begrijpt dat je met een quad en een veegwagen niet veel kan, maar zodra onze onkruid-soldaten terug zijn van hun missie wordt mijn straat onherroepelijk afgevinkt. Check!

Okee, even geklaagd, maar hoe zou het dan anders kunnen? In de chirurgie wordt sinds een paar jaar gebruikgemaakt van de minst waarschijnlijke opruimers van vuil: maden. Bepaalde madensoorten zijn net als wij erg pietluttig over hun eten, ze eten alleen iets als het absoluut dood is. Zo worden necrotische wonden schoongemaakt met een precisie die de wereldkampioen kikkerbilletjes-carpaccio-snijden reduceert tot een houthakker met een kunstbeen. Je zou kunnen zeggen dat maden erg gemotiveerd zijn en dat de chirurg die, met alle respect, het grovere werk doet daar dankbaar gebruik van maakt.

Bij mensen werkt het vergelijkbaar. Het zou me verbazen als er niet al buurten zijn waar de mensen zelf de boel schoonhouden. Mensen als maden in hun eigen woonomgeving. Na verloop van tijd ruimen ze vanzelf ook de hondenpoep op. Even terug. In de metafoor houdt de chirurg de controle over wat er gebeurt. Hij heeft het overzicht. Geldt dat ook voor de gemeente die quads op pad stuurt? Dat werkt uit als de gereedschappen van de chirurg die niets anders kan dan wat snijden en spoelen. De chirurg laat ruimte voor de maden, hij is niet in staat om de activiteiten van de maden te coördineren, iedere poging daartoe zou zelfs ten koste gaan van de kwaliteit. En dat is precies wat je ziet gebeuren, quads en veegwagens als messen door de buurt. Ik hoor mezelf vaak denken ‘Betaal ik daar nou belasting voor?’, maar erger is nog dat het me de motivatie ontneemt om het zelf te gaan doen of regelen.

In de zorg is een hoopgevende beweging te zien. Het persoonsgebonden budget (pgb) geeft patiënten en verwanten de vrijheid om zelf prioriteiten te stellen, zelf te kiezen hoeveel geld wordt besteed, aan wie, op welk moment en waaraan. De kwaliteit van leven voor die mensen schiet omhoog. Het is het resultaat dat voortkomt uit de onafgebroken aandacht en motivatie voor wat mensen ervaren als kwaliteit. En wie is er meer gecommitteerd aan het resultaat dan degene die er mee moet leven?

Zo zie je verschillende vormen van kwaliteit, die elkaar fantastisch kunnen versterken. Kwaliteit die verbonden is met de inrichting van systemen, met standaardisatie en efficiëntie, die de onderdelen verbindt en zo een infrastructuur vormt. Het is een expliciteerbare, meetbare kwaliteit. De andere kwaliteit ontstaat als vanzelf als mensen zeggenschap krijgen over hun lot, hun leven en hun directe omgeving. Het is de kwaliteit die alleen ervaren en genoten kan worden. Als we dit gaan zien en elkaar de ruimte gunnen voor beide vormen, wordt het leven niet alleen makkelijker, maar ook een stuk leuker.

Door Rick Dekker

Column: Kwaliteit van leven in een klein kopje


Ik had al weken naar hem uitgekeken. Hoe mooi zou hij zijn? Hoe zou hij ruiken, smaken? Zou ik nog zin in hem hebben? En daar stond hij dan eindelijk voor me. De knappe, trots glimlachende gebronsde Italiaanse barista met zijn donkere ogen.
Met de perfecte cappuccino.

In Nederland doe ik het weinig, maar op koffie drinken in Italie had ik me al wekenlang verheugd. Of het nu in het piepkleine 100 jaar oude barretje op de versmarkt is of de super-de-luxe Galleria Vittorio Emanuele in Milaan. Bij de eerste krijg je een cappuccino voor 90 cent met een onvermijdbaar visluchtje op de achtergrond, in het tweede geval betaal je 5,80 voor een espresso om door anderen gezien te worden op het overdekte terras. Maar beide koffies zijn fantastisch.

Zelfs verstokte niet-koffie drinkers raken in Italie binnen de kortste keren verslaafd. De sfeer is er ook naar: een lange prachtig glimmende roestvrijstalen bar, het grote espresso-apparaat, gebruinde mannen in spierwitte overhemden, fonkelende flessen alcohol en ingelijste foto’s op de achtergrond. Koffie drink je meestal staand, tussen de Italianen. Het continu sissen van het kokende water, gekletter van de koppen en schotels, de smaak en geur van het zwarte goud, temidden van het vrolijk klinkende Italiaans maken van elk bezoek een klein feestje.

Maar eigenlijk gaat het me daar niet om. Het is vooral de aandacht waarmee de koffie gezet en gedronken wordt, die me elke keer weer opvalt en ontroert. Om in Italie slechte koffie te vinden moet je je best doen. Op elke toog staan steevast grote bakken met zoetjes, kristal- en rietsuiker. Je moet je realiseren dat je in het domein van de barista bent getreden. Met zijn welnemen mag je een momentje plaatsnemen. Hij zorgt dat de toog blijft glimmen. Elke druppel, suikerkorrel of leeg kopje verdwijnt als sneeuw voor de zon. Zijn oog voor detail is onerbarmelijk: koffie langs de rand betekent voor versgezette kopjes onmiddellijk een smartelijke aftocht door de gootsteen. Het uitschenken van de cappuccino gebeurt met liefde en toewijding. De figuurtjes die verschijnen, zijn tot ware kunst verheven.

En van die koffie kun je alleen maar genieten. Zelfs als Italianen hem gehaast, alleen of diep in gedachten drinken, volgt altijd een waarderend knikje of geluidje naar het overgebleven restje. Misschien toch nog tijd voor een tweede?

Door Imelda Schouten