Tagarchief: luisteren

Column: Kun je luisteren leren of selecteer je mensen erop?

Nu de PvdA bij de Europese verkiezingen er flink van langs kreeg komen allerlei analyses langs. De analyse van Plasterk luidt: de PvdA heeft de verbinding met haar kiezers verloren, weet niet wat er in de samenleving speelt, moet naar de burger gaan en luisteren.

Maar kunnen ze dat?

Onlangs gaf ik een workshop aan een managementteam en wethouders van een gemeente. Ze waren tot de conclusie gekomen dat ze vooral bezig geweest waren met van binnen naar buiten te werken. Zij maakten plannen over wat goed was voor de inwoners en wat ze mooi vonden, en voerden die plannen dan uit. Het was hen opgevallen dat burgers dat lang niet altijd waardeerden, en dat resultaten soms haaks stonden op de idealen die ze hadden. De gemeente was een traject gestart waarbij iedereen –gemeenteraad, college, ambtenaren – aan de slag ging om veel meer van buiten naar binnen te werken.
In een gesprek met elkaar aan tafel merk je dan hoe gemakkelijk je daarover praat: ‘van buiten’ naar binnen, ‘weten wat er bij de inwoners speelt’, ‘de burgers kennen’. ‘Luisteren’ is ook zo’n woord dat veel gebruikt wordt. Totdat iemand vertelde hoe hij te werk ging, en welke resultaten hij daarbij verwachtte. Hij werd steeds enthousiaster, begon te zeggen hoe anderen dat moesten doen: van buiten naar binnen werken.
Aan de andere kant van de tafel zakte een collega steeds verder onderuit en werd stil. Na een paar minuten kon hij alleen nog uitbrengen: ‘Maar dat luisteren waar jij het over hebt, moet je wel echt willen’. Sommigen knikten weer instemmend en glimlachten, anderen keken hem glazig aan.

In woorden en gesprekken lijkt het vaak of je het met elkaar eens bent. Maar dat je de dezelfde woorden gebruikt wil nog niet zeggen dat je daar dezelfde betekenis mee verbindt. Aan tafel met de managementteamleden en de wethouders werd duidelijk hoe groot de verschillen waren.
Voor de één is luisteren: je gaat naar burgers en hoort hoe die denken, wat ze belangrijk vinden. Dat gebruik je als input om te bepalen in welke vorm jij het best je eigen plan als ambtenaar of politicus voor elkaar krijgt. Je plannen staan immers al vast. Je gaat dan mensen ‘beter informeren over je plannen’. Je roept hen bijeen in zaaltjes waar je jouw plannen uiteenzet. Het is luisteren om te weten wie en waar je moet masseren.
Een andere variant is: je gaat wél met een open agenda het gesprek in. Je bent er immers voor de inwoners. Je organiseert inloopmiddagen in het café, houdt wijkschouwen. En dan hoor je allerlei vragen, problemen en wensen. Als politicus haal je daar jouw doelen uit. Dat zijn bijvoorbeeld zaken die je leuk en prettig vindt om mee aan de slag te gaan. Als ambtenaar zoek je de onderwerpen waarmee je bij je baas, college of gemeenteraadsleden denkt te scoren. De onderwerpen komen wel bij de inwoners vandaan, maar je haalt ze uit hun context, verbouwt ze. Dat verbouwingswerk vindt plaats binnen de muren van het gemeentehuis en als uit een hoge hoed komt er dan een plan, beleidsregel of uitvoeringsvorm tevoorschijn. Het lijkt alsof het mooi meegenomen is als inwoners ervaren dat ze er ook nog iets aan hebben.

De variant van het steeds stiller wordende teamlid was: als je echt wilt luisteren en zegt er te zijn voor de inwoners, hoor je vragen en problemen langskomen, je ziet de ontwikkelingen die spelen. Je accepteert hun vorm met de gevolgen en uitwerkingen. De basishouding is dat je jouw eigen normen, plannen en uitvoeringsvormen niet laat domineren of als de beste beschouwt. Je verplaatst je in hun omstandigheden, schuift bij aan de keukentafel, komt langs in de fabriekshal, komt kijken op het sportveld. Niet omdat je het plant of bij formele uitnodiging, maar als onlosmakelijke vorm en vanzelfsprekendheid in je werk. Jouw bijdrage zit in het ontwikkelen van plannen en initiatieven die een verbetering of oplossing vormen. Of het resultaat goed is, wordt door de inwoners bepaald. Als politicus of ambtenaar ben je principieel ondersteunend, helpend, en zet je jouw vermogens en ervaring in om er voor de inwoners een betere woon- en werkomgeving van te maken. Er ontstaan relaties. Daar haal je voldoening uit.
Iedereen aan tafel beaamde dit. Sommigen vroegen zich af of ze dan ooit nog zelf ergens iets van mochten vinden of zelf direct een beslissing konden nemen. Ze kwamen tot de conclusie dat het uiteindelijk gaat om het zoeken en vinden van evenwicht, maar wel vanuit deze helpende grondhouding.

Wie herkent hoe lastig het is van buiten naar binnen te werken, komt niet met een plan om te luisteren. Die ontwikkelt een leerproces met trainingen. Daarin wordt zichtbaar en voelbaar hoe moeilijk dat eigenlijk is om door te gaan met een combinatie van mensen die wel en anderen die niet echt willen luisteren. Zo’n trainingsvoorstel lijkt me binnen de PvdA met deze partijtop onhaalbaar. Of anders gezegd: stel dat de PvdA deze weg zou gaan, wie blijven er dan over?

Imelda Schouten

Column: Luister es ….

Op recepties, bruiloften, verjaardagen, borrels of zogenaamde netwerkbijeenkomsten raak je aan de praat. Iemand stelt een vraag: over je werk, een spannend project, over wat er in je buurt, vriendenkring of familie gebeurde of wat je raakte in de actualiteit. Je begint te antwoorden en ziet de ogen van de ander soms al snel naar de rest van het gezelschap afdwalen: “Wie wordt de volgende, hier heb ik niks aan, hier valt voor mij niks te ‘halen’. . .”. Nog voor er enige verdieping – laat staan iets ‘moois’ – tot stand komt is het lijntje al verbroken.

Of je zit met een groep te lunchen en de vrouwen die uitsluitend over hun kroost of een prille zwangerschap babbelen informeren ook nog even naar jouw eventuele kinderen. . . Je antwoordt en nog voor het einde van zin 1 springt iemand anders er met een eigen voorbeeld of anekdote in. Tot een ontmoeting of verbinding tussen mensen komt het niet, het blijft bij wat heen en weer – commentaar, bij een uitwisseling van opmerkingen en ervaringen, van kleine stories, van meer of minder grappige incidenten.

Ook in gesprekken of ontmoetingen tussen de top van een organisatie en medewerkers zie je zoiets gebeuren. Leidinggevenden houden een lange monoloog, informeren – pro forma? – of er nog vragen zijn, maar hebben in hun ‘performance’ alle ruimte weer gepakt, vaak zonder dat te beseffen.
Herkenbaar in het contact met je buurman of geliefde, met gezins- of verre familieleden, oppervlakkige kennissen of intieme vrienden, collega’s of medewerkers. . . We horen elkaar, maar luisteren we ook?

“Wat is luisteren nou eigenlijk?”, vroeg een cursist (voormalig topbestuurder) onlangs tijdens een training. Luisteren naar wat iemand over zijn of haar situatie zou willen zeggen is iets anders dan er zo snel mogelijk jouw verhaal of versie van maken. Luisteren, je inleven is niet dát wat gezegd wordt meteen verwerken tot jouw visie, advies, conclusie, plannen of oplossingslijnen, intussen ook nog regelmatig op je horloge kijkend.
Jij geeft iemand geen ruimte om z’n verhaal te doen, er is ruimte. Je laat die ruimte er zijn. Je vindt voorlopig nog es even niks van wat de ander vertelt, bijt je tong af, houdt je (voor)oordeel, mening of commentaar krachtig achter je tanden. Je zwijgt. Op zulke momenten is ‘t zaak jezelf te deleten. Je doet je best om zo goed mogelijk aan te voelen wanneer je misschien welke vraag kunt stellen of op welk moment een vriendelijke aanmoediging of een subtiel gebaar past. Luisteren betekent vooral stilte aan de kant van wie toehoort; in houding, gedrag en taal zo dicht mogelijk in de buurt komen bij wat die ander zegt of uit – soms mét woorden, soms ook zonder.

Zo’n attitude is – zeker voor daadkrachtige, van zichzelf overtuigde, strategisch knappe leidinggevenden – niet zomaar makkelijk. Ze zitten immers vaak juist op die plek vanwege hun tempo, daadkracht, grote overzicht en inzicht, hun resultaat- en oplossingsgerichtheid, hun vermogen tot snelle besluitvorming. En luisteren lijkt dan vooral een onwennige of zelfs softe competentie, een tijdrovende bezigheid die maar moeilijk bij hun propvolle agenda past.
Overigens beweren insiders die dit zelf hebben ervaren dat échte topbestuurders wel kunnen luisteren en dat ook doen.

Maar wat zou er niet allemaal kunnen gebeuren als we – al dan niet als leidinggevende – op feesten en partijen, in vergaderingen en overlegbijeenkomsten, in functionerings- en beoordelingsgesprekken open oren en ogen voor anderen hebben, nieuwsgierig zijn naar haar of zijn ideeën, waarnemingen, oordeel of visie, naar wat hen beweegt of misschien dwarszit?
In allerlei variaties op de zin: “Der Andere könnte auch mal recht haben. . . “

Door Hermine Tien