Tagarchief: resultaat

Column: MBA-titel: een teken van gemis

In de media komt de discussie op gang over de oorzaken van de crisis. In Nederland begint het met de vraag waar die grijpgrage bankiers vandaan komen. In een artikel in de Volkskrant werd gemeld dat ze vrijwel allemaal een MBA-titel hebben. En dat op de meeste MBA-opleidingen nauwelijks iets aan ethiek gedaan wordt. De meerderheid haalt het diploma niet vanwege interesse in de lesstof, maar om in het old boys network opgenomen te worden: de gegarandeerde toegang tot het grote geld. In het kolommetje naast het artikel staat dat het in Nederland beter is: we hebben een socialere benadering. Ethiek en sociale verantwoordelijkheid zijn door het hele curriculum verweven. O ja?

Ik ben afgestudeerd als Rotterdamse bedrijfskundige, kreeg les van docenten aan de MBA-opleiding die toen in de kinderschoenen stond. Toen al, 15 jaar geleden, waren in de opleiding topmanagers en bestuurders van grote organisaties hét voorbeeld. Hoe internationaler en winstgevender het bedrijf, hoe meer applaus. Wetenschappelijke inhoud draaide om het gebruik van rationele modellen en methoden om die te gebruiken. In bedrijfscases stond centraal of topmanagers goede beslissingen namen. Als modellen en methoden goed gevolgd werden kon je op een voldoende rekenen. Als een volgens het model genomen beslissing rampzalige gevolgen had, lag dat aan ‘externe factoren’ die in het model geen plaats hadden. Dat leidde niet tot analyse van of kritiek op model of methode.

Het vak Ethiek schonk aandacht aan zaken die minder zwart-wit lagen dan de modellen deden geloven. Ik verwachtte stevige discussies. Maar in de werkcolleges ging het vooral om opvallen, zodat de prof je uitkoos om een statement te maken. Viel die goed, dan kreeg je een aantekening, weer een kwart punt op je eindcijfer verdiend. Ik verwachtte een paper te moeten schrijven. Maar het tentamen betrof multiple choice vragen. “Kruis het juiste antwoord aan.” Protest dat dit de eigen veronderstellingen van het vak aantastte, leidde tot niets. Ik ging anders studeren: las geen achtergronden meer, leerde niet meer het hele boek, slechts de modellen die de docenten promootten.
Het scheelde tijd en leverde even goede cijfers op. En stijgende tegenzin.

Ik koos marketing als afstudeervariant, in de hoop dat het daar nog ging om klanten, maatschappelijke betrokkenheid. Hoe naïef was ik? M’n afstudeerscriptie ging over oriëntatieverschillen: de meeste marketingmodellen gaan uit van de klant als middel en niet van de klant als doel. Als de klant middel is haal je winstzoekende managers binnen, als de klant doel is zoek je medewerkers die hen helpen. Ik dacht dat het daarom ging bij organisaties: het levert tevreden klanten op en winst is een resultaat, niet het doel. Het hoeft echter niet minder winstgevend te zijn. Maar die kijk op marketing zat niet in de modellen. Mijn scriptie was gewijd aan een kritiek daarop. Waarop mijn afstudeerhoogleraar vond dat ik niet zo breed moest gaan. Ik moest me op de uitwerking en toepassing van bestaande modellen richten. Toen ik stelde dat het de verantwoordelijkheid was van de universiteit om te laten zien hoe het geleerde ten goede komt aan de samenleving, keek hij me bevreemd aan. “Een goede pas afgestudeerde bedrijfskundige heeft de juiste methoden en technieken bij zich om voor zijn eerste baas zo snel mogelijk winstgevend te zijn.” Ik kon niet bij hem afstuderen.

Is er sindsdien veel veranderd? Discussies over modellen en methodes verlopen nog steeds uitermate moeizaam, als professoren van verschillende vakgroepen überhaupt on speaking terms zijn. Amerika of in ieder geval de Angelsaksische vorm van organiseren domineert. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt daarbinnen gebruikt om goodwill in de buitenwereld te kweken. Dat is iets anders dan het welzijn van de samenleving als ultiem doel en daar ook van begin af aan naar handelen.

Het formele streven van de MBA-opleiding is om studenten te vormen tot leiders met een brede kijk op zaken. In de praktijk krijgen ze vooral les in denkmodellen, in strak ingerichte lecture rooms, zonder ramen en een hardwerkende airco. Weinig leren van elkaar, laat staan de ‘buitenwereld’. In die omgeving wordt onherroepelijk iedereen gestimuleerd om in zijn eigen denken te raken, zijn eigen doelen na te streven. En velen houden die houding vast, later achter hun directeursbureau, in hun uitkijktoren, los van het gepeupel.

In de praktijk van alledag zie je wat MBA’s allemaal niet leren: evenwicht tussen denken en waarnemen, tussen functioneel en sociaal zijn, tussen analyseren en praktisch zijn. Er is veel inspanning nodig om daar verandering in aan te brengen. Het gaat om de opbouw van het hele curriculum. En het gaat om houding en levenservaring die je slechts beperkt op een universiteit kunt aanleren. In deze tijd van crisis, van zoeken naar hoe we anders verder moeten, is een MBA-titel – ook in Nederland – eerder een teken van gemis, niet een pré.

Imelda Schouten

Column: Doodeng

“De dochter liep wat nerveus heen en weer. In de hoek van het kamertje lag haar moeder. ‘Mevrouw gaat binnenkort verhuizen maar is nu niet helemaal in orde’, was gezegd. Het was geen probleem om toch even de maten van de kamer te nemen voor de volgende bewoner. Ook voor een niet ‘professional’ was duidelijk dat de oude vrouw haar laatste uren leefde. Inwit, broos, een mager, uitgeput vogeltje. Haar stem was krachteloos, ze kon alleen nog fluisteren. De dochter was onrustig, sprak op zakelijke toon: “Mam, als we je nou voor één nacht naar het ziekenhuis brengen… Dan onderzoeken ze daar even waar de koorts vandaan komt en ben je morgen weer thuis. Vind je dat een optie?”. De zieke fluisterde: ‘Ik wil hier blijven’. De volgende dag bleek dat ze toch naar het ziekenhuis gebracht en daar in de vroege ochtend gestorven was.”

*****

“Een echtpaar zat buiten op het terras van hetzelfde huis, wachtend op de arts die elk moment kon komen. ‘M’n vader is stervende’, vertelde de man. ‘We hebben net afscheid van ‘m genomen. Het is voor hem beter zo’. In de gang verderop stond de deur van de kamer open. Je kon de man horen hijgen, een steeds stokkende adem. Je zag hem liggen met ingevallen gezicht en grauwe teint. Even later kwam ook z’n dochter, liep naar haar vader en stond binnen een minuut weer buiten.’ Dit heeft dus helemaal geen zin, hij herkent niemand en communiceert ook niet meer’. Ze klonk kordaat, er rolden tranen over haar wangen.

*****

Beelden en teksten die blijven hangen als je ongewild getuige bent van iets intiems: eigenlijk had je hier niet bij mogen zijn. En er leek iets niet te kloppen. Je probeert je in te leven: mensen met drukbezette agenda’s, gewend aan ‘resultaatgericht’ en ‘efficiënt’, rennen tussen de bedrijven door even naar hun stervende moeder of vader. In hun hoge tempo worden ze geconfronteerd met een situatie die in elk opzicht inefficiënt is en hen – rationeel gezien – niks oplevert: er valt niet of nauwelijks nog te ‘communiceren’, dus wat moet je daar nog? Ook is niet exact in te schatten hoelang dit nog gaat duren en eigenlijk moet je weer verder.
Vanuit een interne oriëntatie is langer bij zo’n bed zitten zinloos. Je hebt zelf de streep al getrokken, het hoofdstuk met je vader afgesloten, al ademt die nog een beetje. Of je probeert nog een ziekenhuisonderzoekje te regelen, hoewel je moeder liet horen dat ze niet meer wilde.

En vanuit een externe geöriënteerdheid? De dochter had dan gerespecteerd dat haar moeder ‘klaar’ was met leven. Had haar zo goed en liefdevol mogelijk verzorgd, haar iets kunnen geven wat bij deze fase en toestand paste: voelbare aanwezigheid, een hand op de hare, een koel washandje op haar klamme voorhoofd.
Deze kinderen wilden actief zijn of verwachtten nog concrete resultaten in een toestand waarin het rationele het niet meer voor ’t zeggen heeft. Zochten naar zaken waaraan zij nog iets hebben: een verklaring voor koorts, een zinvol gesprek, herkenning door hun vader. Niets doen, het uithouden, je inleven en aanvoelen wat de ander misschien nog nodig heeft, er alleen maar zijn zonder woorden, was voor hen blijkbaar geen ‘optie’. Terwijl juist dit de passende ‘actie’ was.

Rondom de dood lijkt rationaliteit vaak winnaar. En dat is ook zo vreemd niet als je ziet dat rationeel zijn alom populair is en de dood intussen niet meer vanzelfsprekend deel van ons leven uitmaakt, maar is weggeorganiseerd naar kleine kamertjes in tehuizen die alleen maar geschikt zijn voor bliksembezoekjes. In die beperkte ‘qualitytime’ wil je dan wel graag het ‘resultaat’ dat jij in je hoofd hebt. Maar die ene glimlach of dat laatste woord komt misschien niet meer en zeker niet op commando, volgens jouw agenda. Vanuit deze houding weet je je dan niet goed raad met zo’n situatie.

Afscheid nemen van geliefden krijgt zo het karakter van een vluggertje, wordt een afspraak in je (digitale) agenda, een haastklus met – op korte of langere termijn – vervreemdende effecten. Terwijl dit aspect en onderdeel van het bestaan eerder vraagt om tijdloosheid, overgave, aanvaarding en vooral om verwerking.

Door zo te leven dat tijd en aandacht voor het niet-rationele vanzelfsprekend zijn groeit de kwaliteit van leven: van wie niet lang meer te gaan heeft maar vooral van wie nog springlevend is.

Door Hermine Tien