Tagarchief: werkelijkheid

Column: Dat is nou poletiek!

Cor kijkt me verbaasd aan, ‘Nou doe jij het ook! Dat is nou poletiek!’ ‘Hoe bedoel je’, vraag ik. ‘Nou, we zitten ergens over te praten en dan ga jij zitten zaniken of ik iets vind of dat ik het waargenomen heb! Wat is het verschil?’ … ‘Als je zo gaat beginnen zijn we wat mij betreft uitgepraat!’, vervolgt hij. Ik begrijp zijn boosheid niet, maar ik moet zeggen dat het me op dat moment ook weinig interesseert of we uitgepraat zijn. Ik ben overtuigd van mijn gelijk. Er zijn nog wel andere mensen in de kroeg om mee te praten en bovendien is het tijd om naar huis te gaan.

Een paar dagen later probeer ik het gesprek op te rakelen. Wat ik me herinner is dat Cor veel zinnen begon met ‘Ik vind…’ of ‘Het is toch belachelijk…’ en dat ik hem daarop wees door uit te leggen dat zijn mening maar een mening is en dat het op die manier verkondigen ervan tot niets zou leiden … Jezus, denk ik ineens, niet als blasfemische uitroep, maar als metafoor voor wat ik zit te doen: te preken. Ik zit op een arrogante, betweterige manier Cor uit te leggen wat hij in mijn ogen fout doet en waarom hij niet effectief is. Ik denk aan de poletiek, zie de Donners, Bossen, Horsten, Bolkenendes en Balkesteinen langstrekken; predikers, stuk voor stuk. Nooit te moe om het nog een keer uit te leggen.

Stelt u zich Cor even voor, een grote man, met een snor als een walrus en heldere priemende ogen. Altijd strijdvaardig, altijd begeesterd, het archetype van de vakbondsman. Hij zegt dingen als, ‘Rick, snap jij dat nou, ze hebben de mond vol over het milieu en dan maken ze ’t openbaar vervoer duurder. Ik vind dat hypocriet!’ of ‘Het is toch belachelijk, straks mag je met een 10 jaar oude auto Amsterdam niet meer in. Hoe zit dat dan met de middenstand of de bevoorrading?’. Hij vertelt gewoon wat hem verwondert, wijst op dingen die niet bij elkaar passen en waar je als buitenstaander geen patat van kan bakken. Hij kijkt naar wat er besloten wordt en wijst feilloos aan wat niet klopt. Nou kan je zeggen dat het allemaal veel moeilijker ligt, dat het kort door de bocht is, dat er veel tegenstrijdige belangen zijn en dat er prioriteiten gesteld moeten worden, het zal allemaal wel. Feit blijft dat het niet te verkopen is dat je met de ene hand kapot maakt wat je met de andere net gemaakt hebt.

Het is zoals Bernlef beschrijft in zijn boek ‘Hersenschimmen’. Hij plaatst de lezer in het hoofd van een dementerende man. Vanuit zijn gezichtspunt is alles wat de man doet volkomen logisch en plausibel. Toch is het voor iemand die zijn gedachtenkronkels niet heeft meegekregen moeilijk te begrijpen wat hij in het bad van de buurvrouw uitspookt. De dementerende man leeft in zijn eigen werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin verschijnselen, voorzover ze nog begrepen worden, betekenis krijgen volgens zijn verwrongen referentiekader. Het overzicht is hij allang kwijt, afstand kan hij niet meer nemen. Hij gebruikt het enige wat hij nog heeft: logica. Zo stapelt hij conclusies die los staan van de realiteit en leiden tot onverklaarbaar gedrag.

Cor gaat niet mee in de gedachtenkronkels van de poletiek. De rapporten van Dijsselbloem of Coronel hoeft hij niet te lezen, hij ziet het zo ook wel. Ik denk, verdomd, de beste stuurlui staan inderdaad aan wal! Trouwens, dat was in de tijd van de VOC ook al. Laten we nou eindelijk iets doen met die oproep van Balkenende!

Door Rick Dekker

Column: De omgekeerde wereld

Kwaad was hij. En een gevoel van onmacht overviel hem. Voor de derde keer was hij weggestuurd om nieuwe foto’s voor zijn net gehaalde rijbewijs te laten maken. Houding, achtergrond, schaduwvorming deugden niet. Ook nu keek de Delfste ambtenaar hem weer zuchtend aan: “Maar meneer, uw gezicht is te smal.” Te smal voor meetpunten in de foto die de computer als referenties gebruikt om gezichten te herkennen.
Als je modellen en systemen als uitgangspunt neemt in plaats van mensen, denk je dan: gelukkig is er voor deze gevallen plastische chirurgie?

Verontwaardigd keek hij naar de telefoon. Had hij het goed gehoord? In Vlaardingen staan in elke wijk vuilcontainers voor huis- en groenafval. In een groene buurt zijn de groencontainers vooral in het voor- en najaar overvol. Het afval dat niet meer past komt in de grijze containers terecht, tot ook die overlopen. En dan staan de vuilniszakken gebroederlijk naast de takkenbossen op straat. De vuilophalers van Irado klagen, de katten hebben een goede nacht en bezorgde bewoners bellen de gemeente. Hij belde dus. Kunnen de containers in die periodes misschien vaker geleegd worden, want het gaat zo niet goed. “Maar meneer, er is helemaal geen probleem: de bakken zijn berekend op het aantal bewoners en huizen. De containerruimte is ruim toereikend.”
Als je een model als uitgangspunt neemt in plaats van dat je door het raam kijkt en ziet hoe de blaadjes groeien en ziet hoe mensen tuinieren, denk je dan ook: we moeten nieuwe regels maken om de burgers te laten weten hoe ze de containers op de juiste manier en de juiste tijd moeten vullen? Misschien zijn boetes handig om het gedrag te verbeteren.

Verbijsterd keek hij om zich heen. Niemand leek het gek te vinden. De man in uniform bleef hem met zijn armen over elkaar aankijken.
Hij wilde een buitenlandse hoogleraar met gezin van het perron van Amsterdam Centraal ophalen. “Kom maar met de trein, dan hoef je niet in de binnenstad te zoeken en breng ik jullie naar het hotel.” Bij de trap werd hij tegengehouden door 2 stevige mannen die vertelden dat hij alleen met een vervoersbewijs het perron op mocht. Maar hij wilde niet reizen. Dan kon hij het perron niet op. Een perronkaartje bestond niet. Kon één van de heren dan misschien met hem meelopen het perron op? Of konden zij dan misschien het buitenlandse gezin waarschuwen dat hij beneden stond te wachten? Niets van dat alles.
Als je denkt in regels, zie je dan een man voor je staan die het je moeilijk maakt je werk uit te voeren? Zie je dan iemand die zijn stem verheft, kwaad wordt, en denk je dan in je eigen gelijk: daar was nou precies het perronverbod voor ingesteld?

Modellenbouwers en regelmakers proberen vaak de realiteit in een door henzelf bedachte werkelijkheid te vangen. We leven in een tijd vol regels en systemen die misschien ooit met een goede bedoeling bedacht zijn, maar die inmiddels als doorgeschoten onkruid ons zicht op het dagelijks leven en de menselijke maat belemmeren. De modellen zijn dan geen prettig hulpmiddel meer, maar gaan gedrag voorschrijven in situaties waarvoor ze niet bedoeld zijn, waarvoor ze niet geschikt zijn. Ze krijgen dan dictatoriale trekken in situaties waarin leven centraal staat. Mensen worden dan kwaad, voelen zich niet serieus genomen, gaan twijfelen aan hun eigen vermogens, gaan eromheen, worden onverschillig. Juist de effecten die beleids- en modellenmakers vaak niet willen, maar die ze door deze manier van doen en denken oproepen. Ze zijn dan geneigd nog meer regels te maken. Het trekt zich als een grauwe deken over ons heen die je vaak pas in de gaten hebt als de regels al gemaakt zijn, het systeem is ingevoerd, het besluit is genomen.

En dan kun je alleen nog maar reageren: de Delftenaar heeft voor de balie zijn stem verheven en hardop geklaagd. De foto ging op het nieuwe rijbewijs. De man in Vlaardingen verzint hoe hij de gemeente achter het bureau vandaan kan krijgen. Het nieuwe parkeerplan voor de wijk dat de gemeente nu bedacht heeft, biedt ingangen. De man in Amsterdam stempelde de laatste strip van een oude strippenkaart en rende verderop een trap op. De hoogleraar liep met uitgestoken hand op hem af. Hij begon zich al zorgen te maken.

Door Imelda Schouten