Tagarchief: WMO

Column: Chinees voor bejaarden

Voor wie er niets mee te maken heeft is het een ‘gewoon’ bericht in de krant: sinds 1 januari j.l. is de WMO van kracht, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Een nieuwe wet die niet iedereen uit z’n slaap houdt. Maar wie brieven van een willekeurige gemeente onder ogen krijgt, is meteen klaarwakker.

Hoogbejaard is ze, nauwelijks nog mobiel, afhankelijk van veel hulp en zorg, nog helder van geest. Op een dag rolt een brief van de gemeente binnen: over huishoudelijke hulp die straks anders geregeld gaat worden. De inhoud is voor haar een soort Chinees, ze heeft weinig idee van wat er staat. Om te beginnen het woord cliënt: “Ben ik dat?” De brief schrijft over een op handen zijnde herindicering, over een selectie van zorgaanbieders en persoonsgebonden budgetten. Wie vragen heeft kan terecht bij de zorgbemiddelaars en hoeft alleen maar even te bellen. Ook de zorgmanager wil iedereen die daar behoefte aan heeft graag verder helpen. Over verdere afhandeling van de financiële administratie hoeft niemand zich zorgen te maken, die wordt de cliënten volledig uit handen genomen, staat er. En de cliënt is en blijft probleemeigenaar.

Al is de brief dan abracadabra, ze voelt haarfijn aan dat er veranderingen in de lucht zitten. Praat er met haar hulpen over, vertrouwelingen aan wie ze gehecht en verknocht raakte. Die doen bloedig hun best om van alles uit te leggen, maar vinden ‘t zelf ook een hoop gedoe en knap lastig, zeggen ze. Alle mensen bij wie ze huishoudelijk werk doen – de zorgvragers – blijken een zelfde soort onrust te hebben, worden zenuwachtig: “Je gaat toch niet weg, Toos? Wat er ook gebeurt, jij blijft toch wel?”

De eerste informatieavond is al geweest. Een tweede komt eraan, nu wat dichterbij dan de eerste locatie, om het de mensen zo makkelijk mogelijk te maken. Met een antwoordkaart of per e-mail kunnen ze zich opgeven. Er is een soort vooruitblik op de avond meegestuurd: een aantal sheets dat vertoond gaat worden. Daarop staan niet alleen vragen die mensen waarschijnlijk gaan stellen, maar ook de antwoorden.

Alles zo waarnemend krijg je de indruk dat invoering van de WMO in de praktijk voor veel turbulentie en irritatie zorgt. Waarom spreken instanties een taal die degenen om wie het gaat niet begrijpen? Zijn ze van een andere planeet? Ook veronderstellen ze wel erg gemakkelijk dat bejaarden wel ‘even bellen’ of een mailtje sturen als ze vragen hebben. Maar wat moet je vragen als je geen benul hebt van waar dit allemaal over gaat? En een informatieavond klinkt sympathiek, maar is voor wie nauwelijks nog z’n huis uit gaat – zeker niet ’s avonds – helemaal geen optie. En hoeveel bejaarden worstelen zich vooraf grondig door al die papieren informatie in deze vreemde taal heen?

Maar ondanks je irritatie en kritiek zie en lees je ook dat instanties en hun vertegenwoordigers, die gedwongen zijn om dit alles in werking te stellen en te realiseren, hun best deden om de ‘oudjes’ zo goed mogelijk te informeren en gerust te stellen. Ze hebben zich verdiept in hun mogelijke vragen, willen graag helpen, laten weten dat ook zij dit liever anders en minder ingewikkeld gezien hadden. Voelen zich klemgezet tussen de regelgevers van bovenaf, en hun collega’s en de mensen die met nieuwe maatregelen te maken krijgen. Weten nauwelijks raad met dit loyaliteitsconflict.

Hebben de bedenkers van dit soort wetten wel voldoende in de gaten welk effect hun maatregelen in de praktijk hebben? Hoe ze medewerkers en uitvoerders van goede wil in een knellende positie manoeuvreren? Hoe oude mensen nerveus worden van dit soort voor hen zeer ingrijpende veranderingen?

Met angst en beven zie je je eigen toekomst tegemoet. Als dit zo doorgaat . . . .
Of staan er mensen op die met meer gevoel voor realiteit andere tijden inluiden?

Door Hermine Tien